Gepubliceerd op 17-01-2021

Ontgronding

betekenis & definitie

v. (-en), 3. ingreep waarbij de grond wordt omgewerkt om bepaalde stoffen te winnen en af te voeren en waarbij het bodemoppervlak dus wordt verlaagd.

© Zolang de ontgrondingen een beperkte schade hadden, was er van een milieuprobleem geen sprake. Integendeel, soms leidden afgravingen tot nieuwe landschapstypen, die een verrijking voor het milieu betekenden (b.v. de ontginning van de oude hoogveengebieden). Met de snelle ontwikkeling van de economie werd de vraag naar oppervlaktedelfstoffen (mergel, grind, industriezand, ophoogzand, klei en veen) steeds groter. De behoefte aan deze delfstoffen is tegenwoordig zo omvangrijk dat het voorzien in die behoefte tot milieuaantasting leidt. Enkele Ned. voorbeelden in dit verband zijn: de afgravingen van de Sint-Pietersberg (mergel); aantasting van het uiterwaardenlandschap (klei); aantasting van veenpiassen in het westen van Nederland door zandwinning (Vinkeveense Plassen); doorgaande nivellering van het landschap door afgraving van dekzandruggen; aantasting van de Brunsummerheide (zilverzandwinning). De gevolgen van deze activiteiten doen zich m.n. gevoelen door verarming van het landschap, verslechtering van de waterkwaliteit (zandputten), en het ruimtebeslag dat geraamd wordt op zo’n 1200 ha per jaar.

Vanuit milieuoogpunt is het noodzakelijk tot een vermindering (en plaatselijk zelfs stopzetting) van de binnenlandse winning van oppervlaktedelfstoffen te komen. Dat zou kunnen worden bereikt door vermindering van de vraag naar deze materialen en door vergroting van de import van deze materialen. De vermindering van de vraag naar oppervlaktedelfstoffen kan in grote lijnen op twee manieren worden gerealiseerd. In de eerste plaats is dat het afremmen van allerlei maatschappelijke activiteiten die tot deze vraag leiden (nieuwbouw). Een dergeontgronding. Mergelwinning bij de lijk ‘scenario’ is niet erg realistisch omdat het hier veelal gaat om de vervulling van fundamentele, maatschappelijke behoeften.

Mogelijk is er op onderdelen resultaat te boeken, zoals het verleggen van het accent van nieuwbouw naar (stads)vernieuwbouw, waardoor de behoefte aan ophoogzand zou verminderen. In de tweede plaats is er de vervanging van delfstoffen door andere stoffen die een gelijkwaardige functie kunnen hebben. Daarbij kan gedacht worden aan: toepassing van vliegas en slakken van de vuilverbranding in wegconstructies; hergebruik van bouw- en sloopafval; gebruik van haven- en zuiveringsslib voor ophoging en grondverbetering; toepassing van steenkolenafval en hoogovenslakken in de utiliteits- en wegenbouw; hergebruik van gipsafval voor de produktie van bouwmaterialen. Wel dient erop te worden toegezien dat deze alternatieve toepassingen niet tot nieuwe milieuproblemen leiden (zware metalen en organochloorverbindingen in havenslib). Bij de tweede mogelijkheid voor het terugdringen van de binnenlandse winning, het vergroten van de import van oppervlaktedelfstoffen, wordt er vanuit gegaan dat in het buitenland mogelijkheden aanwezig zijn voor winning zonder dat daarbij milieuproblemen optreden. In dit verband kan ook gedacht worden aan het zoeken van alternatieve winplaatsen buiten de landsgrens. Zo is er de mogelijkheid om ophoogzand en (in beperkte mate) grind te winnen in de Noordzee.

< >