de vierde planeet vanaf de zon. De missies van de Viking-ruimtesondes hebben de aan- of afwezigheid van leven op Mars niet aan kunnen tonen.
Enerzijds vertoonden de daarvoor bedoelde experimenten dubbelzinnige uitkomsten. Anderzijds werd maar een zeer klein deel van het oppervlak van de planeet onderzocht; elders, op een gunstiger plaats, zou dus wél leven kunnen voorkomen. Het met de massaspectrograaf waargenomen totale ontbreken van organische verbindingen op Mars maakt leven op Mars echter uiterst onwaarschijnlijk. Aangezien er wel organisch materiaal via meteoorinslagen op de planeet terechtkomt, moet er een mechanisme zijn dat organische verbindingen afbreekt. Men denkt daarbij aan de inwerking van ultraviolet zonlicht, in combinatie met de afwezigheid van zuurstof in de atmosfeer en metalen in het Marsoppervlaktemateriaal die als katalysator werken (b.v. titaandioxide, dat in ruime mate aanwezig is). Recente onderzoekingen hebben aannemelijk gemaakt dat de Marsmanen Phobos en Deimos niet altijd bij de planeet gehoord hebben (zoals de maan bij de aarde), maar dat het later ingevangen planetoïden zijn.
