Gepubliceerd op 17-01-2021

Laser

betekenis & definitie

m. (-s), apparaat dat een nauwe bundel zeer intens en vrijwel monochromatisch licht uitzendt. © De laser is pas ca. 1960 ontwikkeld, maar is ondertussen gemeengoed geworden. Lasers zijn in tientallen versies in de handel en het aantal toepassingsgebieden neemt zeer snel toe.

Het feit dat een laser veel licht in een nauwe ruimtehoek uitzendt maakt hem bijzonder geschikt als lichtbron voor de optische telecommunicatie. De hierbij gebruikte → halfgeleiderlasers zijn uiterst klein (lengte ca. 300 iUm). De nauwe bundel van een laser kan ook gebruikt worden om beelden over grote afstanden te projecteren. Men kan b.v. reclameboodschappen op het wolkendek projecteren; het beeld zou dan afmetingen hebben van 50 x 120 m. Een andere toepassing van lasers is gelegen in de → laserwapens die volop in ontwikkeling zijn (lasers worden al gebruikt om raketten naar het doel te geleiden). Er zijn experimenten gaande om met behulp van zeer grote en energierijke lasers kernfusie te realiseren ten behoeve van de energieopwekking.

De zgn. Shiva-laser in de VS bestaat in feite uit 20 neodyniumglas-lasers. Deze reusachtige laser moet zeer korte lichtpulsen met een totaalvermogen van 3-1013 W leveren. Al dit licht wordt geconcentreerd op een klein bolletje dat een mengsel van deuterium en tritium bevat. Door middel van deze enorme energie-input moet aan de voorwaarden (het zgn. lawsoncriterium) voor → kernfusie-energie worden voldaan. Een andere toepassing van lasers, de → holografie, wordt veelvuldig toegepast als precisie meettechniek. Afb.p.389.

< >