Frans psychoanalyticus, *13.4.1901 Parijs. Lacan wees op de centrale plaats van de taal, waarbij hij uitging van het structuralisme volgens de lijnen van F. de Saussure.
Hij beschouwt de taal als grondgegeven van de mens, die immers via de taal de samenleving en de cultuur binnentreedt. Onder taal verstaat Lacan zowel de gesproken en geschreven taal (de taal van het bewustzijn) als de taal van het onbewuste. Vanuit de structuralistische gedachte dat alles bestaat bij de gratie van zijn tegenpool, is het onbewuste evenals het bewuste volgens regels opgebouwd; ze vormen dezelfde taal, ze vullen elkaar aan. Deze theorie heeft belangrijke gevolgen voor de psychoanalytische therapie, maar ook voor de antropologie. Het gaat Lacan nl. om de plaats van de mens ten opzichte van taal en cultuur, en in relatie tot de andere mens. Later werk: The four fundamental concepts of psychoanalysis (1976). Uitgave: Ecrits, door A.Sheridan (1978).