(Ye-Etiopia Negusa Negest Mengist), (ook: Abessinië), republiek in Noordoost-Afrika, aan de Rode Zee, begrensd door Djibouti, Kenia, Soedan en Somalië; ca. 1,2 mln. km2. Hoofdstad: Addis Abeba.
BEVOLKING De Ethiopische bevolking bedroeg in 1979 ca. 30,18 mln. Het land heeft een snel groeiend inwonertal (gemiddeld 2,3 % per jaar tijdens de periode 1970—79), dank zij een groot geboortenoverschot (geboortencoëfficiënt 49 %o, sterftecoëfficiënt 25 %c in 1979). De gemiddelde verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt slechts 39 jaar. Het land heeft een zeer jonge bevolking: 45 % is jonger dan 15 jaar en slechts 5 % is ouder dan 65 jaar. De verstedelijkingsgraad is gering, nl. 13 %.
ECONOMIE De bevolking leeft bijna uitsluitend van de landbouw: 81 % van de werkgelegenheid, 44 % van het bruto nationaal produkt en 96 % van de uitvoerwaarde hebben betrekking op de landbouw. Toch is maar 11 % van de totale oppervlakte door akkerland en 53 % door schraal weiland ingenomen. De nadruk ligt dus op de veeteelt: rundvee (25,9 mln. stuks in 1979; naar grootte de 9e rundveestapel in de wereld), schapen (23,2 mln. stuks; 11e) en geiten (17,1 mln. stuks; 6e). Belangrijke gewassen zijn koffie (192000 t; 5e plaats als producent in de wereld; jaarlijkse uitvoer 70000 t), maïs (1,1 mln. t), gerst (0,8 mln. t), lijnzaad (50000 t) en hout (25 mln. m3). Industrie en mijnbouw zijn van ondergeschikt belang. Ethiopië behoort tot de armste landen in de wereld; het jaarlijkse inkomen per hoofd bedraagt slechts $ 110. De landbouwproduktie per hoofd loopt aan het eind van de jaren zeventig zelfs langzaam terug.
POLITIEK Nadat de voorlopige militaire regering, de derg, in mrt. 1977 een reorganisatie van de ministerraad had doorgevoerd, volgden in het derde kwartaal van 1977 verdere wijzigingen in het militaire en civiele bestuur, die de bevoegdheden van Mengistu Haile Mariam, staatshoofd en voorzitter van de derg, aanzienlijk vergrootten. Krachtens een decreet van 27.8.1977 stelde de derg een Nationaal Revolutionair Campagne Commando (n r c c ) in onder voorzitterschap van Mengistu Haile Mariam, met controle op het opperbevel van alle vijf militaire sectoren, de ministeries en de massaorganisaties. De nrcc zou beschikken over coördinatiecommissies in de regio’s, de provincies en de districten. Zijn taak was het voorbereiden van defensieplannen op korte en lange termijn en het leiden van de nationale defensiepolitiek. Mengistu Haile Mariam werd stafchef van de strijdkrachten.
Deze reorganisatiemaatregelen vormden het hoogtepunt in een langdurige ideologische strijd tussen de militaire leden van de derg en hun civiele bondgenoten, de intellectuelen in de Marxistische Ethiopische Socialistische Beweging (maeson). Van deze politieke partij hadden in april 1977 ca. 50 leden besloten oppositie te voeren tegen de derg, omdat zij zich verzetten tegen de pro-Sovjetkoers van het regime. De maeson, die een vooraanstaande rol had gespeeld bij de eliminatie van de (eveneens marxistische) Ethiopian People’s Revolutionary Party (eprp), werd door het regime vanaf juli 1977 geleidelijk uitgeschakeld.
Van nov. 1977—febr. 1978 werd de moord op een aantal functionarissen en aanhangers van de regering gemeld naast vele standrechtelijke executies van het regime door de politie of door vuurpelotons. Ook de ‘rode terreur’, die het regime in nov. 1977 tegen de zgn. ‘witte terreur’ had ontketend, vergde veel slachtoffers. In een rapport van Amnesty International van 15.11.1978 werd geraamd dat de ‘rode terreur’ van dec. 1977-febr. 1978 alleen al in Addis Abeba ca. 5000 doden had gevergd, vooral onder jongeren van 12-25 jaar.
Op 12.9.1978 kondigde Mengistu Haile Mariam aan dat de bestaande Unie van Ethiopische MarxistischLeninistische Organisaties zou worden omgevormd tot de kern van een nationale arbeiderspartij. Terwijl bevestigd werd dat het leger de voorhoede was die de massarevolutie vertegenwoordigde, werd tevens de rol erkend van de Ethiopische vakbeweging, de Ethiopische Boerenassociatie en andere massa-organisaties.
Op 18.12.1979 werd de oprichting aangekondigd van een commissie ter vestiging van een werkerspartij in Ethiopië, de c o p w e , waarvan Mengistu voorzitterwerd. DecopwE is verantwoording verschuldigd aan de derg, maar Mengistu bepaalt hun onderlinge relaties. Op 16.6.1980 hield de copwe in het parlementsgebouw van Addis Abeba haar eerste congres.
De nieuwe regering van Mengistu Haile Mariam kreeg te maken met ongekende successen van het Eritrean Liberation Front (elf ) en een andere opstandige beweging, het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF), in het omstreden Eritrea. In mrt. 1977 slaagde het ELF er zelfs in de stad Tessenai in te nemen. Ook de strijd in Ogaden had voor de opstandelingen door de Somalische steun een gunstig verloop. Daarnaast kwamen er in de jaren zeventig nog verschillende andere nationalistische bewegingen bij, zoals die van de Afar. Een deel daarvan ging op in de gezamenlijke strijd tegen het centrale bewind. De derg trachtte grotere problemen te voorkomen, door in april 1976 officieel het zelfbeschikkingsrecht van alle nationaliteiten te erkennen.
In de praktijk is van deze erkenning echter niets gebleken. Begin 1977 kwam Eritrea in een verhevigde fase van de strijd. Verder was er vanaf juli dat jaar een rechtstreekse oorlog in de Ogaden, tussen de Ethiopische strijdkrachten en het Westsomalische Bevrijdingsfront. Ethiopië beschuldigde Somalië van rechtstreekse betrokkenheid bij de strijd. Ook richtte Ethiopië zich tegen Soedan, dat hulpverleendeaanhetELFendeEDU (Ethiopische Democratische Unie), die een verplicht democratisch regime zegt voor te staan en die sinds 1976 vanuit het noorden guerrilla-acties uitvoerde. Het revolutionaire bewind verloor zijn nog aanwezige krediet bij de westerse wereld, verbrak in 1977 de betrekkingen met de VS, maar haalde de banden met de USSR en andere communistische landen strak aan.
Gingen er in 1977 al sterke geruchten dat er militaire adviseurs uit Cuba in Ethiopië waren, uiteindelijk bleek dat de strijd in de Ogaden in 1978 alleen in het voordeel van Ethiopië kon worden beslecht dank zij de rechtstreekse hulp van Russen en Cubanen. De daadwerkelijke betrokkenheid van dezen bij de strijd verontrustte de VS in hoge mate. In de prov. Eritrea begon het Ethiopische leger in febr. 1979 een nieuw offensief tegen de guerrillabewegingen, de EPLF en het ELF, die in jan. van dat jaar tot samenwerking hadden besloten. De meeste guerrilla-strijders hebben zich teruggetrokken in de bergachtige streken in het uiterste noorden van de provincie. Het offensief resulteerde in enkele zware nederlagen voor het Ethiopische leger. Op militair terrein slaagde de guerrilla erin in 1980 het evenwicht te herstellen dat in 1978 door het grote Ethiopische offensief verstoord was.
In de Ogaden bleef in 1979 de spanning met Somalië bestaan. Daar laaiden in jan. de gevechten weer op, nadat de guerrillabewegingen, voor de annexatie van de Ogaden bij Somalië strijden, in 1978 een zware nederlaag hadden geleden. Op 31.1.1979 sloot Ethiopië met Kenia een vriendschapsverdrag tegen Somalië.