Gepubliceerd op 17-01-2021

Comecon

betekenis & definitie

afk. van Eng. Councilfor Mutual Economie Assistance, Raad voor Wederzijdse Economische Hulp; eig.

Sovjet Ekonomitsjeskoi Vsaimopomosjtsji, internationaal economisch samenwerkingsverband, opgericht in 1949, gevestigd te Moskou. In 1973 is Vietnam als lid toegetreden. Een samenwerkingsverdrag werd sindsdien afgesloten met Mexico (1975). Waarnemersstatus hebben Angola, Ethiopië, Laos en Noord-Korea sedert 1976. Het hoogste orgaan is de Raad, samengesteld uit delegaties van de lidstaten. Het Uitvoerend Comité bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat.

De Raad komt tenminste eenmaal per jaar bijeen. Alle leden moeten daarbij aanwezig zijn. Het Uitvoerend Comité komt tenminste eenmaal per drie maanden bijeen. De Comecon draagt nog steeds geen supranationaal karakter. Een poging van de USSR in 1978 om de wijze van besluitvorming (die met algemene stemmen moet geschieden) te vervangen door meerderheidsbesluiten, liep vast op heftig verzet van Roemenië. In de praktijk speelt de USSR echter toch een dominerende rol.

Een aantal van de kleinere lidstaten is nl. volledig op de Sovjetmarkt aangewezen. Dit geldt vooral voor de afzet van machinerieën, waarvoor in het westen geen markt is. De Comeconleden betrekken 70 % van hun grondstoffen en energie van de USSR, die daar tegenover voor 75 % van haar machine-invoer van hen afneemt. De USSR heeft de prijzen van de door haar geleverde grondstoffen weliswaar sterk verhoogd, maar verkoopt ze binnen de Comecon onder de wereldmarktprijs. Wel moeten de Comeconleden deelnemen aan Sovjetinvesteringen ten behoeve van de grondstoffenwinning.De Comecon is zeker minder gecentraliseerd dan de EG. Niettemin wordt de economische samenwerking steeds hechter, vooral op aandrang van de USSR. Na afloop van het vijfjarenplan 1971—76 werd bekendgemaakt dat het bruto nationaal produkt in de Comeconlanden in die periode met 36 % was gestegen, vergeleken met 12 % in de EG. Besloten werd (naast het nieuwe vijfjarenplan) een plan tot 1990 uit te werken voor samenwerking inzake brandstoffen, grondstoffen, consumptiegoederen en transport. Dit werd nog verder uitgewerkt op de bijeenkomst in 1978. Daarnaast zijn in de loop van de tijd vele samenwerkingsverbanden op allerlei deelterreinen geschapen, waaraan overigens lang niet alle Comeconlanden deelnemen.

Dergelijke samenwerkingsvormen bestaan o.a. op het gebied van de metaalindustrie, chemie, nucleaire industrie, elektrotechniek, textiel, computers, spoorwegen, scheepvaart en ruimteonderzoek. In 1970 werd voorts de Internationale Investeringsbank gesticht, waarvan sinds 1977 ook Vietnam lid is. Deze bank verstrekt langlopende kredieten voor projecten die samenhangen met de zgn. internationale socialistische arbeidsverdeling. Een bijzonder probleem vormt de tegenstelling tussen de geïndustrialiseerde (m.n. de USSR, de DDR en Tsjechoslowakije) en de meer agrarische Comeconleden. Veel leden van deze laatste groep streven naar een versnelde industrialisatie om hun economieën zo spoedig mogelijk op het niveau van de anderen te krijgen. De geïndustrialiseerde landen daarentegen menen dat hun eigen industrialisatie (juist in het belang van de Comecon zelf) niet mag worden afgeremd. In dit verband is de houding van Roemenië van belang, een land dat sterker dan veel andere Comeconleden samenwerking met het westen heeft gezocht om zijn economische ontwikkeling te bespoedigen.

Lange tijd hebben er geen contacten van enige omvang bestaan tussen de Comecon en de EG. In 1976 stelde Comecon de EG voor de wederzijdse handel uit te breiden en tot samenwerking te komen op het gebied van de statistiek, de normalisatie en de milieubescherming. De daaropvolgende onderhandelingen tussen beide organisaties waren wel ‘nuttig voor het wederzijdse begrip’, maar hadden geen concreet resultaat. Nieuwe voorstellen van de Comecon om tot nauwere handelsbetrekkingen met de EG te komen, werden in 1977 afgewezen. De EG vreesde een hechtere aaneensluiting van de Comeconlanden en gaf de voorkeur aan overeenkomsten met afzonderlijke lidstaten. De koele verhouding tussen beide organisaties verhinderde overigens niet dat de wederzijdse handel snel toenam.

Een van de oorzaken daarvan was de economische crisis in de westerse landen; voor steeds meer bedrijven werd de Oosteuropese exportmarkt van levensbelang. In deze situatie nam echter ook het handelstekort van de Comecon met de EG-landen snel toe. Voor de belangrijkste westerse industrielanden bedroeg dit tekort in 1974 en 1975 $ 2,4 mrd., resp. 6,9 mrd. Mede om dit tekort te verkleinen ging b.v. de USSR over tot een systeem van bijna-gedwongen importen; westerse bedrijven konden alleen exportcontracten voor hun goederen (b.v. chemische produkten) krijgen, als ze zich bereid verklaarden een vastgestelde hoeveelheid van bepaalde andere produkten (b.v. jam) te importeren. In de Comeconlanden, met hun staatsexportbedrijven, was dit systeem betrekkelijk gemakkelijk te hanteren, maar verschillende westerse bedrijven zijn daardoor in moeilijkheden geraakt. Het tekort op de handelsbalans daalde mede daardoor inderdaad: van $ 5,8 mrd. in 1978 naar $ 2,2 mrd. in 1979.

< >