(Republica de Chile), republiek aan de zuidwestkust van Zuid-Amerika, 741767 km2. Hoofdstad: Santiago.
BEVOLKING De jaarlijkse groei van de bevolking bedroeg in de jaren zeventig nog gemiddeld 1,8%, maar behoorde toch tot de laagste in Latijns-Amerika. De groei resulteert uit een matig hoge geboortencoëfficiënt (23,7 %o in 1979) en een lage sterftecoëfficiënt (7,8 %c). De gemiddelde levensverwachting bij de geboorte bedraagt 67 jaar, 35 % van de bevolking is jonger dan 15 jaar en slechts 5 % is ouder dan 65 jaar.
ECONOMIE Slechts 8 % van de totale oppervlakte van Chili wordt ingenomen door akkerland, 16 % door weiland en 27 % door bos. Van de beroepsbevolking is 21 % werkzaam in de landbouw, 27 % in de industrie en de mijnbouw en 52 % in de dienstensector. De landbouwsector vertegenwoordigt evenwel slechts 10 % van het bruto nationaal produkt en dekt nauwelijks de helft van het eigen voedselverbruik. Dit tekort is trouwens een van de hoofdproblemen van Chili. Terwijl de jaarlijkse groei van de bevolking ca. 1,8 % bedraagt, daalde de voedselproduktie in de jaren zeventig met 1,6 % en de graanproduktie met 6,5 %. Ca. 90 % van de landbouwproduktie is geconcentreerd in Midden-Chili.
De Chileense schapenkudde telt 5,9 mln. stuks. De wolproduktie bedraagt 10000 t.
In de industrie, die praktisch uitsluitend in de grote steden gevestigd is, ligt de nadruk op de autoassemblage, de hout- en papiernijverheid en de chemische nijverheid (vooral petrochemie). De overige, traditionele industrietakken stagneren.
Aan het toerisme en de visvangst wordt steeds meer aandacht besteed. Chili is thans na Peru de grootste visproducent (1,8 mln. t in 1978).
De belangrijkste bron van inkomsten blijft nog steeds de mijnbouwsector. Chili is na de VS en de USSR de grootste producent van kopererts (1,1 mln. t) in de wereld. Het ruwe erts wordt deels uitgevoerd en deels in Chili zelf geraffineerd en tot kopermetaal (700000 t) verwerkt. Andere mijnbouwprodukten zijn aardolie (998,4 mln. m3 in 1978), aardgas (6,1 mrd. m3; reserve van 80 mrd. m3), ijzererts (5 mln. t ijzer), goud (4500 kg), zilver (2501) en molybdeenerts (110001). Kopererts, kopermetaal en ijzererts nemen ca. 70 % van de totale uitvoerwaarde voor hun rekening. De steenkoolproduktie stagneert (ca. 1 mln. t), maar de elektriciteitsproduktie (meer dan 11 mrd. kW-h, met een groeiend aandeel van de hydro-elektriciteit, nl. 63 %) stijgt voortdurend.
In 1977 werd te Punta Catalina aan Straat Magalhaes een nieuw belangrijk aardolieveld ontdekt. Dicht bij Punta Arenas, eveneens in Zuid-Chili, werd een vloeibaarmakingsinstallatie voor Vuurlands aardgas in gebruik genomen.
POLITIEK In 1977 werden de nog niet verboden politieke groeperingen buiten de wet gesteld, o.a. de Christendemocratische Partij, Chili’s grootste partij, die zich steeds feller tegen het bewind keerde. De verhouding met de VS verkoelde sinds de Amerikaanse president Carter sterke nadruk was gaan leggen op de mensenrechten. Een krediet, gekoppeld aan eerbiediging van deze rechten, werd door Pinochet geweigerd. Eind 1977 publiceerde de Commissie voor de Mensenrechten van de VN een rapport over de situatie in Chili. Ondanks de constatering dat een groot aantal politieke gevangenen was vrijgelaten (o.a. uitgewisseld tegen politieke gevangenen in communistische landen), dat de omvang van de arrestaties was verminderd en dat de berichten over martelingen minder schokkend waren, was het oordeel zeer negatief. Het rapport vermeldde o.a. dat sinds 1973 ca. 2500 gevangenen ‘vermist’ waren.
De 383 best gedocumenteerde gevallen waren door de kerkelijke instantie Vicariaat van de Solidariteit tweemaal voor onderzoek voorgelegd aan het Hooggerechtshof, dat er echter niet op in wilde gaan. In 1979 werden 320 anonieme graven ontdekt, en op drie plaatsen (o.a. in een verlaten mijn) vond men massagraven met tientallen lijken van vermisten. Op basis van dit rapport veroordeelde de VN opnieuw het regime. Daarop kondigde Pinochet een referendum aan. Dit moest zijn bewind legaliseren en zijn persoonlijke macht versterken. Ondanks verzet, o.a. van mede-juntaleden, de Kerk en een groot aantal vakbonden, vond dit plaats op 4.1.1980.
De Christendemocratische Partij en Unidad Popular riepen op om tegen te stemmen; niettemin stemde 75 % van de kiezers vóór. De overtuiging van fraude was dan ook algemeen.
Sedert 1977 vonden weer (verboden) stakingen plaats en uitten vakbondsleiders openlijk kritiek. Een wijziging in de Arbeidswet beknotte daarop de weinige formele rechten van de arbeiders nog verder. Hierop verenigden zich de vier belangrijkste landelijke vakorganisaties in het Commando ter Verdediging van de Vakbondsrechten.
In 1979 vonden aanslagen plaats op de huizen van vooraanstaande leden van het regime, sabotageacties en bankovervallen. De leider van de Beweging van Revolutionair Links (M I R ) keerde in het geheim uit ballingschap terug. Pinochet vaardigde een antiterroristenwet uit. Daarnaast arresteerde of doodde een clandestiene rechtse terreurgroep tientallen leden van de MIR.
Op 11.9.1980, de zevende verjaardag van de coup, organiseerde Pinochet een referendum over een nieuwe grondwet, bedoeld om de positie van de junta te legitimeren. Elementaire voorwaarden om een vrije keuze te garanderen ontbraken. De junta kreeg 67 % van de stemmen. Een onbekend aantal stemmen daarvan vond zijn oorsprong in pressie, angst en fraude. In de praktijk veranderde er in Chili niet veel, behalve dat de tot nu toe gehanteerde willekeur nu in de grondwet is vastgelegd. Dat gebeurt in de zgn. overgangsmaatregelen, die van kracht zullen zijn tot 1889.
In 1889 zal een nieuwe president worden gekozen, niet door het volk maar door de commandanten van de strijdkrachten. Constitutioneel is het mogelijk dat Pinochet tot 1997 president van Chili blijft. De overgangsmaatregelen blijven alle politieke activiteiten, behalve die van de regering en haar aanhangers, verbieden. Het recht van vergadering en vrije meningsuiting blijft streng aan banden gelegd. De president heeft nu ook de constitutionele bevoegdheid, om zonder mogelijkheid op beroep, behalve bij hemzelf, mensen te verbannen naar plaatsen in binnen- of buitenland of hun de toegang tot Chili te ontzeggen.
In 1978 dreigde een oorlog met Argentinië over eilanden aan de zuidpunt langs het Beaglekanaal, maar dat werd in 1979 voorkomen dank zij de pauselijke afgezant. Paus Johannes Paulus n werd officieel bemiddelaar. De twist ging over de vraag of de uitmonding van het kanaal ten noorden of ten westen van de desbetreffende eilandjes ligt. In het eerste geval behoren ze bij Chili, wat recht geeft op een deel van het Atlantisch Plateau (rijk aan vis en bodemschatten) en een claim op een gedeelte van Antarctica. In 1977 waren de eilandjes door het Internationaal Gerechtshof te ’s-Gravenhage aan Chili toegekend, maar Argentinië weigerde dit te accepteren.
Litt. C.Katz, Le Chile sous Pinochet (1976); F.Francou, Chile, le socialisme et l ’église (1976).