Duits tekenaar en graficus, *1.11.1893 Arnstadt (Thüringen), ✝ 9.11.1980 Ratzeburg. Weber was autodidact.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij frontsoldaat was, begon hij te tekenen. Hij hield zich aanvankelijk vooral bezig met het illustreren van boeken. Aan het eind van de jaren twintig kwam hij in contact met Ernst Niekisch, waardoor zijn belangstelling voor de politiek en m.n. de politieke satire werd gewekt. Zijn illustraties voor de brochure van Niekisch Hitler, ein deutsches Verhängnis (1932), brachten hem in conflict met de nazi’s en in 1937 zat hij in diverse strafkampen. In 1971 werd hij voor zijn werk onderscheiden en in 1973 werd in Ratzeburg een Webermuseum geopend. Hoewel Weber algemeen als een belangrijk antifascistisch kunstenaar wordt beschouwd, werd door A.Goral aangetoond dat verscheidene van zijn tekeningen, o.a. die in de bundel Britische Bilder (1941; 2e dr. 1942 onder de titel: England, der Totengräber der kleinen Nationen) werden gepubliceerd, door de nazi’s als propagandamateriaal werden gebruikt.
De meeste werken van Weber zijn opgenomen in de Kritische Kalender (sinds 1959). Uit zijn werk, dat vaak wordt vergeleken met dat van o.a. H.Daumier en Grandville, blijkt zijn pessimistische kijk op de medemens: het stelt op scherpe, satirische wijze de domheid, de hebzucht en het egoïsme aan de kaak. Uitgave: A.Paul Weber. Das graphische Werk 1930—1978, door G.Reinhardt (1980). LITT.
W.Schartel, Kunst in Widerstand. A.Paul Weber. Politische Zeichnungen seit 1929 (1977); A.Goral, Heil Weber! oder: Nicht sein kann was nicht sein darf (1978).
