Belg. procedurewet, geregeld in art. 38 bis dat in de grondwet is ingevoegd bij de grondwetswijziging van 24.12.1970. Dit artikel bepaalt dat driekwart van de leden van een taalgroep in het parlement een met redenen omklede motie kan indienen, waarin zij verklaren dat bepalingen in een ontwerp of voorstel van wet de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang kunnen brengen.
In dat geval worden de parlementaire procedure en de motie verwezen naar de ministerraad, die binnen 30 dagen daarover zijn gemotiveerd advies geeft en de betrokken Kamer uitnodigt zich uit te spreken hetzij over dit advies, hetzij over het eventueel geamendeerd ontwerp of voorstel. Deze procedure kan maar één keer worden toegepast door de leden van een taalgroep betreffende een zelfde ontwerp of voorstel van wet. De procedure was in 1980 nog niet toegepast. De regering, die gelijkelijk is samengesteld uit vertegenwoordigers van de beide taalgroepen, zal het nooit zover laten komen dat driekwart van de leden van een taalgroep beslist stelling neemt voor de motie. Als er een ernstig meningsverschil mocht ontstaan, zal de regering hierover stelling kunnen nemen. Wordt het geschil bijgelegd, dan is het nagenoeg uitgesloten dat de driekwart meerderheid in de gegriefde taalgroep bereikt wordt. Wordt het geschil niet opgelost, dan valt de regering hoogstwaarschijnlijk uiteen en wordt het probleem waarop de motie betrekking heeft anders gesteld.
