(Sanskriet). Van een wortel vid dat “weten” betekent.
Dit zijn de oudste en heiligste literaire en religieuze werken van de Hindoes. “Veda’s” als woord kan worden omschreven als “goddelijke kennis”. Er zijn vier Veda’s: de Rig-Veda, de Yajur-Veda, de Sāma-Veda en de Atharva-Veda; gewoonlijk wordt aangenomen dat deze laatste van een latere datum is dan de eerste drie.Manu spreekt in zijn Werk over de Wet altijd over de drie Veda’s, die hij “het oude drievoudige Brahman — Sanātanam Trayam Brahma” noemt. Met de Veda’s hangt een groot aantal andere werken van velerlei aard, liturgisch, ritualistisch, exegetisch en mystiek samen. De Veda zelf wordt gewoonlijk in twee grote delen gescheiden, een uiterlijk en een innerlijk deel; het eerste wordt karma-kānda genoemd, het “gedeelte der Werken” en het laatste jñāna-kānda of het “gedeelte der Wijsheid”.
Het auteurschap van de Veda is niet aan één persoon verbonden; bijna iedere hymne of elk onderdeel van de Veda wordt aan een andere auteur of beter aan verschillende auteurs toegeschreven, maar aangenomen wordt dat ze in hun tegenwoordige vorm zijn verzameld door Veda-Vyāsa. Naar de mening van hen die in de studie van de theosofie verder zijn gevorderd, bestaat er geen twijfel dat de oorsprong van de Veda’s teruggaat tot de zeer verre oudheid, duizenden jaren voor het begin van wat in het Westen bekend is als het Christelijk tijdperk, welke bezwaren Westerse geleerden tegen deze uitspraak ook mogen aanvoeren. De Hindoe pandits zelf houden staande dat de Veda duizenden jaren lang mondeling werd onderwezen en daarna tenslotte tot een geheel werd bijeengebracht aan de oevers van het heilige Mānasa-Sarovara meer, achter de Himālaya’s, in een district van wat nu Tibet is.