(Sanskriet). Dit is een samenstelling van twee woorden die “vreugde-lichaam” of liever “deelnemend-lichaam” betekenen.
Sambhoga wil zeggen “vreugde te zamen” of “vreugdevolle deelneming” enz. en kāya, lichaam. Dit is het tweede van de luisterrijke gewaden; de andere twee zijn Dharmakāya (zie aldaar), de hoogste, en Nirmānakāya (zie aldaar), de laagste. De Boeddha heeft in de toestand van Sambhogakāya nog steeds deel aan, en handhaaft nog steeds min of meer, zijn zelfbewustzijn als individu, zijn egoïteit en zijn individuele zielsbesef, ofschoon hij te ver boven materiële of persoonlijke zaken staat om er zich om te bekommeren of er zich mee in te laten. Dientengevolge zou een Boeddha in de toestand van Sambhogakāya hier op onze stoffelijke aarde praktisch machteloos zijn.