Sinds onheuglijke tijden hebben in alle landen op aarde en onder alle mensenrassen twee elkaar vijandige en bestrijdende scholen van occulte of esoterische training bestaan, waarvan de ene dikwijls technisch “het pad van het licht” en de andere “het pad van de duisternis” of van de “schaduwen” wordt genoemd. Deze twee paden worden ook heel gewoon als het “Rechterpad” en het “linkerpad” aangeduid, en hoewel dit technische benamingen zijn in het nogal onzekere occultisme van het Westen, hebben deze zelfde uitdrukkingen over de hele wereld de overhand gekregen en zijn in het bijzonder bekend in de mystieke en esoterische literatuur van Hindoestan.
Het Rechterpad is in de Sanskrietgeschriften bekend als Dakshinamārga, en degenen die de gedragsregels in praktijk brengen en de levenswijze volgen, voorgeschreven aan hen die het Rechterpad gaan, zijn technisch bekend als Dakshināchārins en hun levenswandel als Dakshināchāra. Omgekeerd worden degenen die het linkerpad volgen — dikwijls aangeduid als de “Broeders van de Schaduw” of met een soortgelijke term — Vāmāchārins genoemd en hun school of levenswandel is bekend als Vāmāchāra. Een andere uitdrukking voor Vāmāchāra is Savyāchāra. De Witte Magiërs of Broeders van het Licht zijn daarom Dakshināchārins en de Zwarte Magiërs of Broeders van de Schaduw, of werkers voor geestelijk en intellectueel en psychisch kwaad, zijn derhalve Vāmāchārins.Om in de mystieke taal van het oude Griekenland te spreken, volgen de Dakshināchārins of Broeders van het Licht het kronkelende pad omhoog naar de Olympus, terwijl de Vāmāchārins of Broeders van het Linkerpad het gemakkelijke, maar zeer gevaarlijke pad volgen dat naar omlaag voert, naar steeds afschrikwekkender en verwarring veroorzakende toestanden van stof en geestelijke verduistering. Dit laatste is de facilis descensus averno (Aeneïs, 6, 126) van de Latijnse dichter Virgilius. Wee hem die weigert zijn ziel te verheffen naar de verheven en louterende stralen van de geestelijke zon binnenin hem, en zijn voeten zet op het pad dat naar omlaag leidt. De waarschuwingen die zijn gegeven aan hen die het Occultisme bestuderen, zijn altijd plechtig en dringend geweest en geen esotericus kan zichzelf ooit veilig wanen of menen geen kans meer te lopen de weg naar omlaag in te slaan, voor hij één is geworden met de goddelijke Vermaner in zijn eigen binnenste, zijn eigen innerlijke god.