(Sanskriet). Een woord dat “vaders” betekent.
Er zijn zeven (of tien) klassen van Pitri’s. Ze worden “vaders” genoemd omdat ze meer in het bijzonder de werkelijke voortbrengers van onze lagere beginselen zijn; terwijl de Dhyāni-Chohans in feite in één zeer belangrijk opzicht onze eigen zelven zijn. We zijn uit hen geboren; we waren de monaden, de atomen, de zielen, die door de Dhyānī’s zijn geprojecteerd, uitgezonden, geëmaneerd.Gemakshalve kunnen we de Pitri’s in twee grote groepen verdelen, de zonne- en de maan-Pitri’s. De maan-Pitri’s (zie aldaar) of Barhishads kwamen van de maanketen, zoals de naam aangeeft, terwijl de zonne-Pitri’s, die we onder de veelzeggende naam Agnishwātta-Pitri’s (zie aldaar) kunnen rangschikken, die Dhyān-Chohans zijn die niet het stoffelijke “creatieve vuur” bezitten, omdat ze tot een veel verhevener gebied van zijn behoren; maar ze hebben alle vuren van de geestelijk-intellectuele gebieden actief of latent in zich, afhankelijk van de omstandigheden. In voorafgaande manvantara’s hadden ze hun evolutie voltooid voor wat betreft de gebieden van de astrale en fysieke stof, en toen in de loop der tijden het juiste ogenblik was aangebroken, kwamen de Agnishwātta-Pitri’s diegenen te hulp die alleen het stoffelijke “creatieve vuur” bezaten, de Barhishad-Pitri’s of de maan-Pitri’s, en inspireerden en verlichtten deze lagere Pitri’s met de spirituele en intellectuele energieën of “vuren”.
Met andere woorden, de maan-Pitri’s kunnen in het kort worden beschreven als die bewustzijnscentra in de menselijke constitutie, die menselijk en instinctief voelen en die verstandelijk denken. De Agnishwātta-Pitri’s zijn die monadische centra van de menselijke constitutie die van zuiver geestelijke aard zijn.
(Zie AGNISHWĀTTA’S en MAAN-PITRI’S).