Occulte woorden tolk

G. de Purucker (1981)

Gepubliceerd op 03-03-2025

Atoom

betekenis & definitie

Het woord Atoom is afkomstig van de oude Griekse filosofen Democritus, Leucippus en Epicurus en van de honderden grote mannen die in dit opzicht hun voorbeeld volgden en die daarom eveneens “Atomisten” waren — zoals bijvoorbeeld de twee Latijnse dichters Ennius en Lucretius. Deze school leerde dat Atomen de bouwstenen van het heelal zijn, want in de oorspronkelijke etymologische betekenis van het woord betekent Atoom iets dat niet doorgesneden of gedeeld kan worden en dat daarom gelijkwaardig is aan deeltjes van dat wat theosofen homogene substantie noemen.

Maar de moderne geleerden gebruiken het woord Atoom niet meer in deze betekenis. Vroeger kwam de orthodox-wetenschappelijke leer betreffende het Atoom in wezen overeen met die welke door Dalton werd verkondigd, en die er in het algemeen op neerkwam dat stoffelijke atomen harde kleine deeltjes materie zijn, de kleinste stofdeeltjes, en daarom ondeelbaar en onvernietigbaar.De ultramoderne wetenschap [1930] heeft echter een totaal nieuwe opvatting omtrent het stoffelijk Atoom, want ze weet nu dat het Atoom niet ondeelbaar is maar samengesteld, en opgebouwd uit nog kleinere deeltjes, die elektronen of ladingen negatieve elektriciteit worden genoemd, en uit andere deeltjes, protonen of ladingen positieve elektriciteit, welke protonen, gewoonlijk in combinatie met elektronen, de kern of het hart van de atoomstructuur zouden vormen. De atoomstructuur wordt vaak voorgesteld als een atomair zonnestelsel, waarin de protonen de atomaire zon zijn en de elektronen haar planeten, die buitengewoon snel om de centrale zon draaien. Deze opvatting is in wezen zuiver theosofisch en schetst wat het Occultisme leert, hoewel het Occultisme veel verder gaat dan de moderne wetenschap.

Een van de fundamentele grondstellingen in de leringen van de theosofie is dat de uitersten in de natuur aan de stoffelijke zijde de Atomen zijn en aan de energiezijde de monaden. Deze twee zijn respectievelijk de materiële en geestelijke uitersten, waarvan de geestelijke, of monaden, ondeelbaar zijn en de Atomen deelbaar — dingen die in hun samenstellende delen kunnen worden gescheiden.

Uit het voorgaande wordt duidelijk dat de filosofische gedachte die de kern van de leer van de oude ingewijde Atomisten vormde, was dat hun atomen of “ondeelbaren” vrij dicht naderden tot wat het theosofisch Occultisme monaden noemt; en dit is wat Democritus en Leucippus en anderen uit hun school voor de geest stond.

Het zal duidelijk zijn dat deze monaden goddelijk-geestelijke levensatomen zijn, werkelijke wezens die op hun eigen gebieden leven en evolueren. De stralen die van hen uitgaan vormen de laagste delen van de constitutie van wezens op de stoffelijke gebieden.

< >