Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Veliger

betekenis & definitie

Planktonische larve van weekdieren en verschillende andere Lophotrochozoa, voorzien van een gecilieerd “zeil” voor de mond

Slakken (Gastropoda) en tweekleppigen (Bivalvia), beide van het fylum Mollusca (weekdieren), hebben een kenmerkend larvestadium met een klein schelpje dat geruime tijd in het plankton aan te treffen is. Het velum (“zeil”, “sluier”) is een membraan dat aan de kop vast zit en waarmee het diertje al wapperend door het water beweegt. Bij slakken heeft het velum de vorm van een H, bij mosselen is het ovaal. De rand is bezet met ciliën.

Een veligerlarve komt niet voor bij de derde hoofdgroep van de Mollusca, de inktvissen (Cephalopoda); deze dieren leggen eieren waar een miniatuur-inktvisje uit komt. Ook zoetwaterslakken en landslakken hebben een directe ontwikkeling zonder vrijzwemmend larvestadium. Veel zoetwatermosselen, bijvoorbeeld zwanenmosselen, hebben een zeer gespecialiseerde veligerlarve, genaamd glochidium, die zich met haken op het schelpje vasthecht aan vissen en zich dan mee laat nemen (forese).

De veligerlarve is afgeleid van een trochophora zoals die voorkomt bij Annelida. De prototrooch (een krans van stijve ciliën) op het eerste segment van de trochophora is homoloog met de trilhaarband aan de rand van het velum van molluskenlarven.

Ook bij andere fyla komen veliger-achtige larven voor, bijvoorbeeld bij Brachiopoda (armpotigen) en Entoprocta (kelkwormen). Rotifera (raderdierjes) hebben in het adulte stadium een tweelobbig velum met ciliën die naar de mond bewegen, waardoor het lijkt of er twee wielen draaien (vandaar de naam raderdiertjes).

Het feit dat dezelfde larvetypen, een trochophora gevolgd door een veliger, voorkomen bij uiteenlopende fyla is sterke steun voor de monofylie van het superfylum Lophotrochozoa. De homologie van de larven wordt bovendien bevestigd door moleculair-fylogenetische analyses.