Weekdieren; slakken, tweekleppigen en inktvissen; fylum van dieren met een week lichaam, hydrostatisch skelet, vaak een schelp en een open bloedsomloop
Slakken (Gastropoda), tweekleppigen (Bivalvia) en inktvissen (Cephalopoda) vormen de hoofdgroepen van de Mollusca. Daarnaast zijn de keverslakken (Polyplacophora) evolutionair interessant, want deze dieren hebben een gesegmenteerde schelp en een trochophora-achtige larve, net als Annelida. Dit is sterke steun voor het idee dat de voorouder van de Mollusca gesegmenteerd en wormvormig was. In fylogenetische reconstructies vormen Mollusca samen met Annelida en Nemertea (snoerwormen) een monofyletische groep van de Lophotrochozoa.
Het lichaam van Mollusca bestaat uit drie onderdelen: kop, voet en ingewandzak. Tweekleppigen bestaan bijna helemaal uit ingewandzak en bij de inktvissen is de kop relatief groot. Bij slakken is de voet sterk ontwikkeld.
De rugzijde van de ingewandzak heeft plooien (de mantel) die langs de zijkanten van het dier een holte omsluiten. In de mantelholte hangen de kieuwen. Bij veel weekdieren is de mantelholte afgesloten en door een buisvormige sipho met de buitenwereld verbonden. Bij longslakken (Pulmonata) is de mantelholte ingericht als long. De dorsale mantel vormt een schelp, maar bij zeenaaktslakken en landnaaktslakken is de schelp verloren gegaan.
Mollusca is naar soortenrijkdom het tweede fylum van het dierenrijk. Weekdieren zijn vanwege de schelp goed vertegenwoordigd in de fossielen, inclusief uitgestorven groepen zoals Ammonita en Belemnita. Gastropoda zijn de enige weekdieren die het land gekoloniseerd hebben. Daarbij is net als bij Annelida een verandering van voortplantingswijze opgetreden: alle mariene slakken zijn gonochorist (gescheiden geslachten) maar verreweg de meeste landslakken zijn hermafrodiet.
Een bijzonder verschijnsel bij slakken is de draaiing van de ingewandzak (met de schelp) ten opzichte van de kop-voet (torsie), waardoor veel volwassen slakken asymmetrisch zijn.