Evolutionaire trend tot vorming van functionele eenheden in het lichaam door samenvoeging van in aanleg gelijke segmenten
Veel tweezijdig symmetrische dieren zijn in aanleg gesegmenteerd; hun lichaam bestaat uit achter elkaar gelegen eenheden die vrijwel gelijk zijn. Alleen het eerste segment (acron of prostomium) en het laatste (telson) zijn meestal afwijkend. Deze segmentatie of metamerie is duidelijk bij dieren als miljoenpoten, regenwormen en vissen. Maar bij veel diergroepen is er een trend om bepaalde groepen segmenten samen te nemen tot één functionele eenheid. Deze eenheden heten tagmata (enkelvoud tagma); het proces van tagmavorming is tagmose of tagmatisering.
Voorbeelden bij Arthropoda zijn:
- Insecten bestaan uit een kop (zeven segmenten met antennes, ogen en monddelen), thorax (drie segmenten met poten waarvan twee ook met vleugels) en abdomen (twaalf segmenten, meestal zonder aanhangsels).
- Kreeftachtigen bestaan uit een cephalothorax (kop-borststuk met antennes, kaakpoten en looppoten) en een abdomen, ook genoemd pleon, met zwempoten.
- Spinnen bestaan uit een prosoma (met palpen, cheliceren en looppoten) en een opisthosoma (met spintepels).
Tagmose is binnen de Arthropoda het verst doorgevoerd bij krabben, waarbij het hele lichaam bestaat uit een cephalothorax, met alle segmenten verenigd onder een dekschild, terwijl het achterlijf klein is en opgeklapt.
Ook bij ogenschijnlijk volledig metamere dieren zoals regenwormen is er sprake van een vorm van tagmose. Zo zijn rond segment 10-15 enkele segmenten gespecialiseerd in reproductieve functies, terwijl segmenten 32-38 grote epidermale klieren hebben die een clitellum maken (de “ring” van de regenwormen).
Tagmose geldt ook voor Chordata, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de duidelijke scheiding van kop, thorax en abdomen bij zoogdieren, vergeleken met de lichaamsbouw van vissen.