(geb. 1926) Ned. schrijver en dichter. Studeerde klassieke letteren
en archeologie, is sinds 1976 hoofdconservator voor de klassieke afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. De klassieke oudheid en de zuidelijke landen spelen in zijn werk een grote rol. Vaak terugkerende motieven zijn eenzaamheid en het besef dat het leven vergankelijk is. Werk: proza o.a. De aardbeving 1958, Heksendans 1961, Lava 1963, Duizendjarig dolen 1978, Naar paleizen uit het slik 1983; poëzie o.a. Gedichten 1960, Arion op de dolfijn 1964, Catacomben 1980 (bloemlezing). Daarnaast heeft B. over Louis Couperus geschreven: Een zuil in de mist 1980 en diens brieven aan zijn uitgever onder de titels Waarde Heer Veen en Amice (beide 1977) uitgegeven.