NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Wittem, frederik heer van

betekenis & definitie

WITTEM (Frederik heer van), overl. 1503, zoon van Jan (3) (die volgt) en van Margaretha van Pallant, werd in 1444 met de heerlijkheid Wittem en het dorp Epen beleend; hij bezat een leen te Nieuwstadt bij Sittard, de inkomsten van de drukke Vesdre-brug te Chenée en de groote, kleine, oude en nieuwe tienden te Mellins, die hij echter in 1471 afstond; hij maakte in 1450 met Jacob van Horne, Jan, hertog van Cleef en anderen een pelgrimstocht naar het H. Land.

< >