VORSTMAN (Jan Gijsbert), geb. te Delft 6 Nov. 1797, overl. te 's Gravenhage 7 Juni 1861. Zijn eerste opleiding genoot hij van zijnen vader, Johannes Gerardus Vorstman, geb. in 1773 te Wijk aan Zee, heel- en verloskundige te Delft, die hem gedurende 3 jaar in de leer had. Daarna ging hij naar Amsterdam waar hij de lessen volgde van den hoogleeraar G. Vrolik. Op 1 Apr. 1817 werd hij toegelaten als stedelijk heelmeester en op 14 d.a.v. als vroedmeester. Hij vestigde zich in 's Gravenhage, waar hij eene uitgebreide praktijk verwierf en onder de wetenschappelijke practici van ons land eene eervolle plaats innam. Hij werd aangesteld als heelkundige bij het hof van prins Frederik der Nederlanden en genoot ook het vertrouwen van Koningin Sophia.
Zijne Verhandeling over de Vytwerd in 1817 bekroond door het Genoots. t. bevord. der Heelkunde te Amsterdam en in 1822 verkreeg hij van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap een gouden medaille voor zijne arbeid: Over den Kanker, bewerkt in vereeniging met zijnen vader. Hoe nauwkeurig hij aanteekening hield van de door hem verrichte verlossingen, blijkt uitzijn ‘Register’, beginnende 15 Aug. 1817 en eindigende 25 Mrt. 1861, hetwelk loopt over 3747 baringen, bij welke hij in dat tijdsverloop hulp verleende. Onder den titel: Verslag van eene bijna vieren veertig jarige verloskundige praktijk in de residentie, zijn deze aanteekeningen door W.M.H. Sänger in het Ned. Tijds. v. Geneesk. VI (1862) 273 bekend gemaakt. Bovendien leverde hij verschillende bijdragen op wetenschappelijk gebied: behalve zijne Verhandeling over de Vyt, welke verscheen in de N. Prijsverhandelingen v.h. Genoots. t.b.d. Heelk. teAmsterdam V, 1 (Amst. 1824) en die Overden kanker, uitg. door het Prov. Utr. Genoots. (Utr. 1824); Waarneming eenerbeknelde breuk in N. Verhand, v.h. Gen.
t.b.d. Heelk. te Amst. 111,1 (1822); Waarneming van eene tot tweemalen herhaalde afzetting van den arm ten gevolge van eene aanmerkelijke verwonding der hand dooreen gesprongen snaphaan. Ibid. IV (1832); Iets over de regten en verpligtingen des geneesheers als deskundige in gerechtelijke gevallen (Vert. uit de Gazette Medicale de Paris 1843, no. 38) in Boerhaave, Tijds. v. Genees- Heel- Verlos- en Artsenijmengkunde 3de Jrg. N.S. (1844) 307; vervolg 4de Jrg. (1845) 145; Waarneming eener slagaderbreuk in de kniehols-slagader (arteria poplitea) door de kunstbewerking genezen, benevens eene proeve aangaande den aard en verdeeling der slagaderbreuken in het algemeen. Ibid. 337; Een woord over de mola vesicularis. Ibid. 4de Jrg. N.S. (1845) 241; Eenige wenken aangaande de natuur en zetel der spinaaliritatie. Ibid. 5de Jrg. N.S. (1846) 161; Beredeneerd verslag der verhandeling van Ludovicus de Leeuw, De macroglossa seu lingua prolapsa, Diss. inaug. Med. Chirurg. Berolini27 Juni 1845. Ibid. 264; H.T. Kilian, Beschrijving van het Elythromochlion, als een zeer eenvoudig en gemakkelijk hulpmiddel tegen de uitzakkingen derbaarmoeder. Vert. uithetDuitsch ('s Gravenh. 1846); Twee heelkundige waarnemingen eener slagaderbreuk in de knieholsslagader. Als eene bijdrage tot de kennis en behandeling dezer gebreken door de electro-punctuur en de onderbinding, met pl. ('s Gravenh. 1850).
Simon Thomas