VIJGH (Arent), overl. te Tiel 1 Jan. 1666, heer van Zoelen en Aldenhage, zoon van Karel (die volgt) en van Johanna van Boinen burg gen. Honstein; hij was schepen van Tiel in 1624, 1626-65 lid der ridderschap van Nijmegen, volgde zijn vader als ambtman van Nederbetuwe en in het scholtis- of richterambt van Tiel en Zandwijk op, welke ambten door overeenkomst d.d. 10 Nov. 1627 tusschen den landrentmeester, den momboir van Gelderland on hem van elkander gescheiden werden, waarna hij alleen ambtman bleef; in 1643 werd hij echter weder als scholtis of richter aangesteld en deed als zoodanig 8 Mrt. 1643 den eed. 10 Juni 1642 was hij tegenwoordig bij het voor de tielsche classis afgelegde praeparatoir examen van Johannes van Raesfelt, daarna (1667-96) predikant te Echtelt; 20 Aug. 1639 was hij een der slippedragers van hetfluweelen lijkkleed bij de uitvaart van Floris II van
Pallandt van Culemborg.