TRUCHSES (Wilhelm von), heer van Wahlburg,Waldburg,Walpurch, Walburchof‘te Waldburg’, overl. 17 Mrt. 1557, zoon van Jo hannes (overl. 1507) en diens eerste gemalin Anna (overl. 1517) dochter van Willem, graaf van Oettingen, ridder, behoorde tot het gevolg der saksische hertogen in Friesland. DezeT ruchses,Trucx ofDroxssis wordt hier het eerst genoemd in eene oorkonde van 1500. 31 Oct. van dat jaar verhief n.l.
Hendrik van Saksen Hugo, graaf van Leisning, tot zijn gouverneur in Friesland en tot gevolmachtigde procuratores en syndici: Christoffel van Taubenheim en Wilhelm Truxses, ridders, benevens CasparZiegler. In December waren ze te Leeuwarden, waar zij evenwel niet lang vertoefd hebben. Van Truchses althans kennen we nog van het jaar 1501 twee brieven, geschreven te Franeker, dat trouwens toen nog hoofdstad was. In den eenen verzocht Truchses v. Waldburg betaling van achterstallige soldij en teruggave van voorgeschoten geld voor paarden; in den belangrijksten, geschreven ten tijde dat er weer onderhandelingen met Groningen werden gevoerd, vroeg dezelfde schrijver om overzending van twee raden en den kanselier, blijkbaar dus naar Franeker. In 1502 vertoefde hij ook nog in die stad, hetgeen af te leiden is uit een schrijven van hertog George over betaling der soldij van Truchses, dien hij daarin ‘ambtman’ te Franeker noemt (13 Juli 1502).
Behalve deze waardigheid bekleedde hij weldra ook die van raad in het Hof van Friesland, zeker al in 1503, toen hij en andere gedeputeerde Raden aan Leeuwarden het bevel gaven ten behoeve der herstelling van dijken en sluizen de verschuldigde penningen op te brengen (27 Mei) en aan dezelfde stad om het bestand, dat hun vorst den Groningers, op hun verzoek, tot 14 Dec. had toegestaan, ten einde inmiddels met den hertog te onderhandelen, onverbrekelijk te houden (28 Juni 1503). Toen hij evenwel belooning vroeg voor de door hem bewerkstelligde gevangenneming van den abt van Klaarkamp, scheen hij alreede verplaatst te zijn naar Leeuwarden (1504). Althans in dat jaar werd hij, met nog twee Duitschers en drie Friezen, door hertog George benoemd tot regeeringsraad in Friesland. Aan het hoofd van die zes regenten, die diens bekende ordonnantie dus in het leven riep (zie art. George I kol. 922), terwijl zij in Leeuwarden het provinciaal bestuur vestigde, stond Truchses. Voor die positie was hij de aangewezen man, aangezien hij reeds in de plaats was getreden van graaf Hugo, die in 1503 vertrokken, aanvankelijk aan zijnen broeder, graaf Alexander, met de regenten het bestuur had overgelaten. In Mei 1504 kwam hertog George zelf en vaardigde reeds in Juli del beroemde saksische ordonnantie uit, die Truchses den rang gaf van voorzitter van het genoemde college, al teekende hij zich eenvoudig - als de anderen - ‘regent’. Lang heeft het bestuur dier regenten niet geduurd; reeds 16 Juli 1506 werden op een gemeenen landdag, te Leeuwarden gehouden, de regenten, door genoemden hertog aangesteld, weder afgezet.
Van Waldburg vernemen we dan hier te lande niet veel meer, althans niet van dezen Wilhelm. Van George Truchses v. Waldburg, den veldheer van den Zwabischen Bond, die gedurende den Boerenkrijg in Zwaben en Frankenland zoo wreed optrad, was hij een neef. Wat Wilhelm betreft, hij schijnt tweemaal gehuwd te zijn geweest. Eene zijner vrouwen was Sibbel Dyes Wuytza, die in 1528 de state Wuytza vermaakte aan hare dochter Margaretha (?) en haren man Albert van Arentsma. Als evenwel juist is de opgave, dat hare moeder eene nicht van hem, Sibylla Truchses, dochter van Andreas, is geweest en wel uit den tak ‘toe Sonnenberg’, waaraan m.i. op goede gronden niet meer getwijfeld mag worden, dan zou Sibbel Wuytza de tweede vrouw van heer Truchses v.
Waldburg geweest zijn en zou zij aan de (vermoedelijke) voordochter van haar man, die bij Sibbel dan wellicht geene kinderen kreeg, hare state Wuytza geschonken hebben. Uit dat eerste huwelijk zouden dan vier zoons Jacobus,Otto,Wilhelmus, en Christophorus)en eene dochter (Catharina) gesproten zijn.
Van Margaretha komt hier nog een (stief?) broeder voor, Christophorus of C hristoffe l, 1528 pastoor te Goutum, en 7 Nov. 1535 overleden; denkelijk de laatstgenoemde.
Zie: Inventaris van hetArchiefvan Leeuwarden; W. Eekhoff in Vr. FriesXII (1873) 215-222; A.J. Andreae, Het geslacht Truchses in Alg. Ned. Fam.
Blad VI (1889); Jaarb. fr. Adel 1885, 69, 71, 77, 78; Stbk. v.d. Fr adel (op Arentsma) ook nalezing II dl. 7a; Fr Adelaar 1887, 13; Nederl. HerautV. 97. Vgl. nog P.J. Blok, Versl.
Arch. in Duitschland (1886-1887) 59; J.L. Berns, Versl. Arch. tijdschrift Saks hert. ('s Gravenh. 1891); J.S. Theissen, Centraal gezag en Friesche Vrijheid (Gron. 1907); NaamrolderRaden 's Hoffs van Friesl. (Leeuw. 1742). Navorscher XV, 321 en de daar genoemde literatuur. Vgl. echter hiermee nog Nav. XVI 36, 65.
Kooperberg