SWEERTS (Hieronymus), als Jeronemus gedoopt te Amsterdam in de Oude Kerk 2 December 1629, zoon van den schilder Jeronemus Sweerts en M arya Bosschaert, was in Januari 1660 eerste drukker op de drukkerij van zijn tante Elisabeth Sweerts, de weduwe van Paulus Aertsz. van Ravesteyn (II kol. 1172) en was na haar overlijden (1662) in gelijke qualiteit werkzaam voor haar dochters Hester en Maria(?), die het moederlijk bedrijf voortzetten. Een paarjaar later vestigde hij zich voor eigen rekening; 14 Januari 1664 werd hij opgenomen in het amsterdamsche boekverkoopersgilde en bleef zich, ook in gemeenschap met anderen (9 Jan. 1681) toeleggen op bijbeldebiet (HetBoe/cIII (1914) 277). In Maart van datzelfde jaar 1664 huwde hij Anna Danckers, geb. in 1631, overl. voor 29 Mei 1674, in zijn verzen aangeduid als Rozinde, uit welk huwelijk geboren werd een zoon Cornelis en een dochter Anna. In 1677 hertrouwde hij Engeltje van Veen en in Augustus 1680 trouwde hij, ten derden male, met Maria Constant, weduwe van Gerrit van den Heuvel, uit welk huwelijk in 1682 of 1683 geboren werd een zoon Constantinus. Overleden vóór 1 Sept. 1696 werd bij scheiding 25 Jan. 1697 voor notaris D. Doornik (Amsterdam) de nalatenschap getaxeerd op meer dan ƒ 22000, waaronder als inbreng van de weduwe omstr. ƒ 4500; tot de roerende goederen genoemd in den inventaris van 1 Sept. 1696 voor denzelfden notaris behoorden schilderijen door Ruysdael en een portret van o.a. een begraafpenning van Joost van den Vondel. Jeremias de Decker door Rembrandt geschilderd.
Sweerts was een veelzijdig man. Als uitgever van anderer kopijen bezorgde hij o.a. in 1664 de Roomsche historie van L. Julius Florus, mitsgaders de thien boecxkens van Eutropius, uyt de fransche in de nederduytsche tale gebracht doorAbr. de Decker en oversien doorJ. de Decker; in 1665 een vertaling door O. Dapper van Herodotus,in 1666 Simon Oomius' Schriftuerlicke prognosticatie; in 1669Willem Sluiter's Lof der heilige Maagt Maria; in 1675 Govert Bidloo's Brieven der gemartelde apostelen; in 1672 Staat-kundige droom, passende zeer wel op dese tijden (Tiele, Pamfletcai. III no. 6389); in 1677 van Broekhuizen'senJ.Pluimer's Gedichten; in 1684 Blanckaardt's Verhandeling van de opvoedinge; in 1685 Pieter de la Court's Sinryke fabulen. In combinatie met zijn confraters Jan Bouman en Aart Oossaan gaf hij na 1682 een prenteboek van 78 prenten over Amsterdam (Alle de voornaamste gebouwen der wyt vermaarde koopstad Amsterdam), in 1685 in gemeenschap met zijn confraters Jan ten Hoorn, Jan Bouman en Daniel van den Dalen, tot welke compagnie later toetraden Jacobus van der Deyster, Harmen van van den Berg, Jan Blom, de wed. Steven Swart, Sander Wybrands en Aart Oossaan den tweeden druk van Thieleman J.van Braght's Het bloedig tooneel, ofmartelaers spiegel der doopsgesinde ofweereloose christenen (octrooi 21 Jan. 1683). Ook gaf hij facetiae o.m. in 1668 De Schouburg der verliefde en de Aardige bedriegery van de
listige Victoria, in 1678 een verkorte vertaling van De la Valle's Les quinze joyes de mariage als De tien vermaeckelijckheden der houwelycks, die hij misschien zelf bewerkt heeft en waarvan nog in het einde der achttiende eeuw een volksaardige uitgave verscheen te Amsterdam bij Joannes Kannewet, en in 1682 het eerste deeltje van de door hem zelf verzamelde Koddige en ernstige opschriften op luyffens, wagens, glazen, uithangborden en andere taferelen. Deze verzameling door hem aangelegd, toen hij op medisch advies een rustkuur moest doen, gaf hij uit onder zijn schuil-adres Jeroen Jeroense, werd sedert uitgebreid tot 4 deeltjes, herhaaldelijk herdrukt, het laatst in 1846 door H. Moolenijzer in Amsterdam en vormdevoorJacob van LennepenJan ter Gouw de gedrukte historische hoofdbron voor het samenstellen van hun De uithangteekens (2 dln., 1868) en Het boek der opschriften (1869).
Ook bezorgde hij prentkunst b.v. een portret van de Labadie (Muller 4062); Zinne-beeldt op het vrede-verbondt (1667); Albeelding van de belegeringe van Groningen en Koevorden (1673 door Romein de Hooghe, Muller 2388); Curieuse afbeeldinge en beschrijvinge van de derdezee-slagh (1673 door Romein de Hooghe, Muller 2482, van Stolk 2530) en een portret van Karel Rabenhaupt (1673). Als drukkerspatroon onderteekent hij 7 Juli 1681 mede de overeenkomst met andere amsterdamsche drukkerspatroons over het wederkeerig in dienst nemen van knechts (Navorscher 1902, 86). Bovendien beoefende hij de dichtkunst en was als zoodanig naar beweerd wordt een middelpunt. Dat hij als literator door tijdgenooten niet zonder beteekenis geacht werd, kan blijken uit het feit dat hij 8 Febr. 1679 behoorde tot een der ‘veertien digters of liefhebbers der poëzy’, die Vondel ten grave droegen. Bij zijn leven verschenen enkele gedichten van hem in bekende bundels uit dien tijd: Klioos Kraam (Leeuw. 1657), Hollantsche Parnas (Amst. 1660) en Het Lust-hof derzielen (Amst. 1660). Na zijn overlijden werden door zijn zoon Cornelis in 1697 uitgegeven die nagelaten gedichten welke datz.i. verdienden; voor Alle de gedichten van Hieronymus Sweerts,diebij Cornelis Sweerts het licht zagen, is gevoegd Hieronymus' portret door P. van Gunst naar B. Vaillant met een 4-regelige strofe door Lamb. Bidloo (facs.: Amsterdam in dezeventiende eeuw; Letterkunde 36) (Muller 5228). Veelal zijn dit gelegenheidsgedichten op eigen of aangehuwde familieleden, een enkele daarentegen valt buiten deze begrenzing b.v. het dicht op het overlijden in 1654 van P. Heemskerk, meesterknecht op de drukkerij der leidsche Elseviers, waaruit zou kunnen volgen, dat hij misschien een tijdlang werkzaam geweest is op de bijbeldrukkerij door zijn oom Paulus Aertsz. van Ravesteyn in 1635 te Leiden geïnstalleerd. Ook zijn er gedichten op leden van het amsterdamsche boekhandelaarsgeslacht Smient, waarvan hij Otto Barentsz. Smient in 1686 toespreekt als zijn aangenomen vader. In de hier volgende opgaaf zijner werken is opgenomen De cierlijcke voorsnydinge, hoewel niet vaststaat, dat hij, die de voorreden onderteekent, ook de auteur is van het boekje; hetzelfde is het geval met Den berg Parnas van 1689 bij hem verschenen onder zijn pseudoniem uitgevers-adres Jeroen Jeroensz. waarin allerlei toespelingen gegeven worden op amsterdamsche personen en toestanden en Nilvolentibus-arduum over den hekel gehaald wordt. Zijn boekdrukkersmerk is dat der van Ravesteyn's ‘Elia door de raven gespijzigd’, naar heraldisch links gekeerd, in een cartouche met het randschrift ‘Gedurigh in gebeden Rom. 12:12.’ of ‘In oratione perdurantes Rom. 12:12’, hetzelfde dat zijn tante de wed. Paulus Aertsz van Ravesteyn gebruikt had.
Hij schreef: (?) De cierlycke voorsnydinge aller tafel-gerechten (Amst. 1664; idem 1670; idem zonder jaar); Innerlycke ziel-tochten op 'tH. Avontmaal, nevens eenige stichtelycke zede-zangen (met muziek, Amst. 1673; 4e dr. (sic.) Amst. 1729); vertaling van De tien vermakelikheden des huwelijks, spotsgewijze beschreven door Hippolytus de Vrye, nevens hethuw'lijks doolhof van I. de Mol (Amst. 1678); Koddige en ernstige opschriften op luyffens, wagens, glazen, uythangborden en andere tafereelen (Amst. 1682, laatste druk Amst. 1846); (?) Den Berg Parnas. Behelzende eenige vreemdigheden die aldaar, en elders, inzonderheid aan 't Y, bij Apollo en Merkuurzijn voorgevallen (Amst. 1689); Alle de gedichten (Amst. 1697). Ook gaf hij met Dullaart, Waterloos, Schellinks en a. een bijdrage in Hetgebedt onzes Heeren in dichtmaatgebracht (Amst. 1658; 2 dr. Amst. 1721; Cat Mij Letterkunde I, 229).
Zie: Werken van de Bat. Maatsch. III, 221; Vondel Werken ed. van Lennep; III, 58-60; van Lennep en ter Gouw, Deuithangteekens (1868) I, 8; Ledeboer, De boekdrukkers en Alfabetische lijstin voce; Frederiksen van den Branden, Biographisch woordenboek in voce; Prijscat. populaire prozaschrijvers. Fred. Muller & Co (1893) nr. 152, 445; JaarboekAmstelodamum IX (1911), 79.
Enschedé