NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Steinmetz, lodewijk adolf schröder

betekenis & definitie

STEINMETZ (Lodewijk Adolf Schröder), praeceptor aan de latijnsche school te Groningen, waar hij 18 Juli 1808 geb. werd en 12 Nov. 1837 stierf. Hij studeerde aan de hoogeschool ald in de letteren en rechten en promoveerde, Juni 1830, in die beide faculteiten op dissertaties: Specimen literarium sistens observationes quasdam criticas in nonnulla loca veterum en Specimen philosopho-juridicum de officiorum etjurium quae diciturcollisione. In 1831 werd de jeugdige geleerde, na aan den belg i schen veldtocht te hebben deelgenomen, benoemd tot praeceptor aan bovengenoemde school. Middelerwijl bleef hij volijverig doorstudeeren, met name in de wijsbegeerte. Zijn Verhandeling over den bewijsgrond van Gods bestaan, werd in 1835 door het Stolpiaansch legaat te Leiden met goud bekroond. Dat hij ook de studie der rechtsgeleerdheid niet uit het oog verloor, bleek uit zijn in 1837 verschenen Vertoog over de eerste grondslagen van het strafwezen. Voorts schreef hij in de Werken van het Provinciaal Utrechtsch Genootsch. een Verhandeling over de vraag naar het al of niet genoegzame der menschelijke rede. Eindelijk een boek: Algemeene grondbeginselen derAardrijkskunde (1835), destijds zeer geprezen.

Zie: A. Schneither, Prolusio Scholastica in memoriam L.A. Schröder Steinmetz in Symb. Litt. 1839, III, 69, en Konst- en Letterbode 1837, II, 387.

Zuidema

< >