NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Steenberg, herman

betekenis & definitie

STEENBERG (Herman), geb. 16 Jan. 1823 te Nieuwveen, gest. 11 Mei 1883 te Amsterdam, studeerde te Leiden en werd in 1845 proponent. Zijn eerste standplaats was Kapelle bij Goes.

Vierjaren later werd hij naar Dirksland, vandaar naar Schiedam en in 1855 naar Amsterdam beroepen, waar hij 9 April 1882 voor het laatst optrad in de Nieuwekerks-beurt, welke door den Koning en de Koningin werd bijgewoond. Zijne lievelingsstudie was de exegese van den tekst der bijbelboeken. Zijne kracht lag in het populariseeren van de wetenschap; daarvan heeft hij vele proeven gegeven in den door Dr. L.S.P. Meyboom geredigeerden Evangeliespiegel, met name in de jaargangen 1857-1865, waar vooral de inleidingswetenschap behandeld wordt. Ook aan het ChristelijkMaandschrift en andere tijdschriften verleende

hij zijne medewerking. Tien jaren was hij mederedacteur van het weekblad De Vrijheid.

Hij was scriba van het Classicaal bestuur, later id van het Provinciaal kerkbestuur, van de Synode, en van de Alg. Syn. Commissie; ook van het Prov. Coll. van toezicht.

Hij was gehuwd met Cornelia Jacoba van Klinke uitStavenisse, over welk zeeuwsch dorp eene monografie door hem werd ten papiere gebracht. Deze is na zijn overlijden ter perse gelegd door zijn oud-leerling C.J.B.van der Duyste Amsterdam, en uitgegeven als aandenken voor familie en vrienden onder den titel Stavenisse (Amsterdam 1885, niet in den handel).

Zijn portret is op steen geteekend door C.W. Mieling.

Zie: J.P. Stricker in Levensb. Letterk. 1883, 173.

Herderscheê

< >