NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Renssen, johan wilhelm anton

betekenis & definitie

RENSSEN (Johan Wilhelm Anton), geb. 27 Juli 1827 te Harderwijk en overl. 30 Nov. 1901 te Beverwijk. Zoon van een hoofdonderwijzer der fransche school zijner

geboorteplaats, ontving hij hier zijn eerste opleiding, bezocht later het gymnasium te Doesburg, doch moest van zijn 17de jaar af zich zelfden weg door't leven banen. Intusschen had hij het voorrecht op genoemden leeftijd als elève-secondant geplaatst te worden op het instituut van H.J. Nassau te Assen (I kol. 1370), waar hij een zestal jaren bleef. Daarop ging hij naar Leiden, om zijn studie in de oude talen voort te zetten. De kosten daarvoor wist hij te bestrijden door het geven van privaatlessen aan en het repeteeren met andere studenten, waarmee hij

zooveel succes had, dat hij te Leiden weldra als repetitor een gevestigden naam kreeg. Na afgelegd candidaats-examen in de letteren werd Renssen in 1853 tot praeceptor aan het gymnasium te Groningen benoemd. Hier zette hij zijn studie voort en promoveerde in 1857 aan de gron. hoogeschool tot lit. hum. dr. op een dissertatie de Diurnis aliisque Romanorum actis. In 1864, bij de oprichting der rijks hoogere burgerschool te Groningen, werd R. tot leeraar aan die inrichting benoemd; hij gaf er les in de ned. taal en aardrijkskunde. Vierjaar later werd hij directeur der toen opgerichte R.H.B. met3-jar. cursus te Sappemeer, welke betrekking hij 25jaar met groote toewijding heeft waargenomen. Later was hij hier tevens directeur der rijks-normaallessen en schoolopziener.

Als paedagoog stond R. hoog aangeschreven. In 1893, op 66-jarigen leeftijd, vroeg hij eervol ontslag uitzijn betrekkingen en vestigde zich metterwoon te Beverwijk, waar zijne dochter aan een meisjesschool verbonden was.

Renssen schreef voor 't onderwijs de volgende werken: Oefeningen ter verbetering in het Nederlandsch (1858; 2de dr. 1866); Kort overzicht der oude aardrijkskunde (1859; 3de dr. 1882), en WoordenlijstderNed. taal, ingericht volgens de spelling vanhetNed. woordenboek enz. (1865). Met Douwes en van der Veen schreef hij: De kleine wekker. Stijloefeningen voorde volksschool (4de dr. 1895). Voorts bezorgde hij den 3den geheel omgewerkten druk van P.van Genabeth's Bloemlezing uit Ned. dichters (1862; 4de dr. 1869). In 1862 richtte hij het Weekblad voorlager-, middelbaar- en gymnasiaal onderwijs op, waarvan hij een twaalftal jaren redacteur was.

Zuidema

< >