POLLART (Dirk) (3), bijgenaamd de Jonge, zoon van Dirk (1) (zie hiervoor) en van Johanna, vermeld 1458-90, heer van Kouhlen, verruilt 20 Sept. 1458 zijn hof
Hongerbruggen, komt 7 Aug. 1468 met Frank Pollart als scheidsrechter voor in een geschil tusschen het kapittel van Thorn en Rutgher opghen Eynde; 27 Aug. 1470 in een akte der abdis van Thorn, Elsa van Buren, aangaande een erfpacht van twee malder rogge, op Kukenbosch, ten voordeele van het St. Nicolaasaltaar in de stiftskerk van Thorn; 8 Aug. 1471 als scheidsman over een erfmangeling van de hoeve ter Ha-
ghen onder Grathem; 10 Juni 1472 als getuige van Willem Raetzen van der Heyden, toen deze aan Frank Pollart, drossard te Dalenbroeck, een rente van 12 rijnsche gulden verkocht; 21 Nov. 1477 als scheidsman in een twist ontstaan tusschen het kapittel van Thorn en Aben inghen Slaede en Hendrik Muyssen, man van Aben's zuster Christina, betreffende Sluffkens molen, tegenover de abdij Thorn gelegen; evenzoo 27 Dec. 1477, als deze personen zich verstaan met de abdij over het onderhoud van den genoemden molen; 30 Juli 1480 als leenheer der abdis, bij den verkoop van een laatbank, gelegen te Kessenich en geheeten ‘den Ghoenen Ceenis’, door Leonard van Stockbroeck, meier van Thorn, aan Katharina van Ghoir, weduwe van Gerard Haeck van Thorn; in 1483, 's Zondags na Pinksteren, bezegelt hij het huwelijkscontract van Willem van Baerlo en Godefrida Mercator; 21 Dec. 1483 en 19 Juni 1490 zegelt hij als meier van Thorn een akte.