PITT (Segher of Zegerus), Pit of Pith, volgens opgaaf geb. te Reimerswaal, gest. vermoedelijk te Aardenburg Aug. 1625, werd in 1592 vrij in het schoolmeestersgilde te Middelburg, richtte kort vóór 23 Dec. 1592 aan de magistr. van Arnemuiden een verzoek om daar eene fransche school te mogen oprichten, wat toen echter aan Jacob van der Beeke is toegestaan, en werd als schoolmeester, geboortig van Nieuwpoort, 15 Juni 1593 poorter te Middelburg. Weldra schijnt hij les te hebben gaan geven aan de (latijnsche?) school te Tholen, waar hij aan de classis verzocht zich te mogen bekwamen tot het proponentschap en af en toe eene propositie te mogen doen, waarmede hij 19 Apr. 1599 begon, als proponent toegelaten in 1603. In 1604 verliet hij de school, werd predikant te Brandwijk en vervolgens te Reimerswaal (beroepen 12 Juni 1607, bev. 21 Oct.). Daarna is hij beroepen als eerste ‘tweede predikant’ te Aardenburg om ook in hetfransch te preeken, welk beroep door de walchersche classis is goedgekeurd 5 Apr. 1612. In deze functie richtte hij verschillende rekwesten tot de Staten-Generaal in verband met zijn traktement (zie resol. van 13 Nov. 1612, 26 Jan. 1615), terwijl hij in 1617 voor driejaren is gecontinueerd (zie resol. 2 Jan. 1617). Tevens is hij te Aardenburg 26 Juni 1623 tot schoolmeester aangesteld met hulp van een ondermeester, die 29 Sept. 1625 in zijn plaats trad. Een te Tholen geboren dochter Maria huwde 10 Mei 1623 te Aardenburg met Pieter Maximiliaens van den Broucht, j.g. van Geertruidenberg, een andere met burgemeester Jan Pauwels.
Zie: van Dalen, Bijdr. gesch. Zeeuwsch-Vlaanderen III (Midd. 1858) 192-195; Kesteloo, Gesch. en plaatsbeschr. van Arnemuiden (Midd. 1876) 309; Buil. égl. wall. III (1888) 209 en Navorscher LIX (1910) 95-97.
de Waard