NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Pieck, jacob

betekenis & definitie

PIECK (Jacob), heer van IJzendoorn, overl. te Tiel 29 Juni 1570, aldaar begraven, zoon van Herman P. heer van Enspiek 1488, ambtman van Tieler- en Bommelerwaarden 1494 en 1495 en van Johanna van Wena van Giessenburg, werd in 1516 met goed te Buren beleend, bezegelde in 1538 nit het kwartier van Nijmegen het tractaat, waarbij Willem van Cleef tot opvolger van hertog Karel werd aangenomen, was in 1539 als gedeputeerde uit de Nederbetuwe op den Landdag en werd door dezen in 1541 naar den Rijksdag te Regensburg gezonden. 22 Maart 1545 werd hij tot Raad in het Hof van Gelder aangesteld, welk ambt hij meteere bekleedde, wantin het laatst, van 1563 getuigde het Hof van hem, dat hij in de land- en stadrechten en oude gebruiken en costumen zoo wel ervaren was, dat men, indien hij als Raad zou aftreden, zijns gelijke niet zou weten te

bekomen. Dit in aanmerking genomen en ook wegens zijn hooge jaren, kreeg hij vergun-

ning, om met behoud van zijn plaats in het Hof, te Tiel te mogen wonen.

< >