NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Overduyn, dr. willem lodewijk

betekenis & definitie

OVERDUYN (Dr. Willem Lodewijk), zoon van Johannes Bernardus Overduyn enJohanna van den Hilst,wonende te Vlissingen, werd aldaar geboren 15 Aug. 1816 en overleed 20 Febr. 1868 te Delft. Hij werd 24 Dec. 1822 opgenomen in het burgerweeshuis te 's Gravenhage. Vroegtijdig onderscheidde hij zich reeds zoodat hij 15 Jan. 1829 werd opgenomen in de Fundatie van de Vrouwe van Renswoude aldaar. Tevens bezocht hij toen de latijnsche school. In 1835 vertrok hij naar de academie te Leiden, waar hij de wis- en natuurkundige wetenschappen beoefende en 22 Jan. 1842 promoveerde met een dissertatie: Specimen chemico-physicum de frigore artificiaie. Deze dissertatie was het antwoord op een prijsvraag geweest, uitgeschreven door de Universiteit te Utrecht en in 1840 met de gouden medaille bekroond.

Spoedig na zijn promotie werd hij den staatsraad Lipkens als adjunct-adviseur bij binnenlandsche zaken toegevoegd en 7 Oct. 1842 werd hij benoemd tot leeraar aan de toen opgerichte Kon. Akademie tot vorming van burgerl. ingen. enz. Hem werd opgedragen de lessen in de beschrijvende meetkunde en in de natuurkunde. Na de komst van den heer H. Strootman 20 Aug. 1844 en vooral ook na de benoeming van Dr. R.W. van Goens (kol. 478) 16 Sept. 1854 werd hij geheel met het onderwijs in de natuurkunde belast.

Een volledig overzicht van den cursus door Overduyn gegeven in de beschrijvende meetkunde is bewaard gebleven door een verzameling epures 1842-1846 gepresenteerd aan Z.M. Willem II, doorCorns. de Groot Jr. Deze verzameling bevindt zich in de Bibliotheek der Tech. Hoogeschool.

In 1856 werd hij bevorderd tot hoogleeraar en in datzelfde jaar tot raad-adviseur bij het departement van binnenlandsche zaken. Van 1856-1859 was hem het secretariaat opgedragen van den Raad van Bestuurder Akademie. Bij de verandering der Kon. Akademie in Polytechnische school (1864) werd Overduyn niet herbenoemd, en wijdde hij zich tot aan zijn dood alleen aan zijn betrekking van raad-adviseur.

Hij was tot 20 Nov. 1860 ook belast met het toezicht op de Bibliotheek der Kon. Akademie. Zijn colleges werden zeer geroemd en men verwonderde er zich over, dat met zoo gebrekkige hulpmiddelen, als zich toen aan de akademie bevonden en met zoo weinig voorbereiding bij de leerlingen, zooveel van het natuurkundig onderwijs terecht kwam. Een uitnemende vaardigheid in het teekenen en een zeer helder voorstellingsvermogen zijn zeker twee van de hulpmiddelen geweest, die Overduyn tot het geven van zijn lessen op den duur in staat hebben gesteld en hem geholpen hebben in het gemis van andere hulpmiddelen zooveel mogelijk te voorzien.

Zijn portret is gelithographeerd door J.H. Hofmeister en door J.C. d'Arnaud Gerkens.

Zie: A. Huët, De Delftsche Akademie en de Polytechnische school (Purmerend, 1880); dez. in Nederlandsche Spectator4 April 1868.

Roelofs Heyrmans

< >