NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Nicolai, karel

betekenis & definitie

NICOLAI (Karel), zoon van Everard Nicolai, die voorgaat, overl. te Mechelen in 1616. De Naamrol der friesche raden noemt hem ‘Meester’ en vermeldt zijn benoeming tot raad in den Hove van Friesland op 7 Aug. 1576. Reeds in 1578 werd hij met andere spaansch- en roomschgezinde raadsheeren afgezet (zie ook: Archief Aartsb. UtrechtXVI, 333, waar hij ‘doctor Nicolaus Nicolay’ genoemd wordt). Hij werd daarop raadsheer te Mechelen.

In het lijkdicht van Janus Dousa op zijn broeder Aarnout (zie aldaar) wordt hij herdacht.

Zie: Naamrol der E.M.H. Raden 's Hoffs van Friesland (Leeuw. 1742) 23, 24; De Gids, Mengelingen III (1839) 362. van Kuyk

< >