NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Nassau, frederik van]

betekenis & definitie

NASSAU (Frederik van), heer van Zuylesteyn, geb. omstr. 1608, gest. 12 Oct. 1672 te

Grevenbrugge bij Woerden, begr. den Haag in de Kloosterkerk 17 Jan. 1673, later naar Leersum overgebracht; onechte zoon van prins Frederik Hendrik van Oranje en, naar men meent, een burgemeestersdochter (Cath. Bruyns) uit Rotterdam of Emmerik. Frederik Hendrik voedde hem als graaf van Buren aan zijn hof op en kocht voor hem (13 Maart 1640) de heerlijkheid Zuylesteyn (bel. 15 Maart). Onder Willem II speelde hij een rol in diens omgeving als kolonel van een staatsch regiment voetvolk o.a. bij het beleg van Amsterdam (1650) en stond bekend als franschgezind. Hij was een bekwaam en verstandig maar ietwat zonderling man, die aanvankelijk als gouverneur sedert 1659 van den jongen Willem III op diens vorming invloed had en op zijn studie te Leiden toezag. In 1666 werd hij bij 's Prinsen aanneming als ‘Kind van Staat’ door Holland uit zijn gouverneurspost ontslagen tegen het genot van een jaargeld voor vijf jaren. 27 Mei 1645 luit.-kol., 3 Mrt. 1648 kol., werd hij Jan. 1668 benoemd tot luitenant-generaal der infanterie, in April 1670 tot gouverneur van Breda.

Met de verdediging van het even te voren door hem bezette Grevenbrugge tusschen Utrecht en Woerden belast, sneuvelde hij bij den welgelukten aanval der Franschen onder Luxembourg op dien post. Hij was in eerste huwelijk gehuwd (1644) met M ary Killig rew, dochter van Willem en Mary Hill of Honilay, hofdame van prinses Maria van Oranje, en liet een zoon na Willem (zie kol. 1367).

Op Zuylesteyn hangt nog zijn geschilderd portret.

Zie: Groen van Prinsterer, Archives delaMaisond'Orange-Nassau, V, 187; zijne instructie (in concept) als gouverneur dd. 20 Mei 1659 bij Const. Huygens, Mémoires, uitg. Jorissen (LaHaye, 1873) 1673suiv.; Wagenaar, Vaderl. Historie, XI435; XIII, 198/9; XIV, 226. Over zijn dood: Valkenier, Ontroerd Nedrlandt, I, 826 vlg.; Fruin in Aant op Droste's Geheuchgenis, 346; van Epen, De ridderschap van Utrecht (ms.).

Blok

< >