MYL(E) (Engelbert van der), geb. ± 1610, overl. ± 1685, was een zoon van Nicolaas van der M. en Geertrui van Roijen van Payenburgen werd op 12 Dec. 1630 tot luitenant van de artillerie, adjudant van den generaal, aangesteld, op voordracht van den meester-generaal graaf Willem Frederik van Nassau, onder wien hij sedert 9 Nov. 1631 controleur der artillerie en der fortificatiën was en in welke functiën hij den lande uitnemende diensten had bewezen. Hij was adviseur van den Raad van State in alle artillerie-zaken.
Bij de vermindering van het leger in 1655 besloten de Staten hem in dienst te houden op een traktement van ƒ 500 's jaars; het controleurschap bracht hem ƒ 400 op. Daar hij van dit bedrag niet leven kon, verzocht hij in 1663 aan de Staten van Holland om een compagnie. In 1664 was hij bevelhebber van de artillerie bij de leger-afdeeling, waarmede op 4 Juli 1664 de Dylerschans op de troepen van den bisschop van Munster werd veroverd; ook in 1665 was hij te velde. In 1672 was hij aangewezen om als luitenant-generaal en controleur der artillerie te velde te gaan, met vergunning om daar, waar zijn lichaamskrachten mochten te kort schieten, zich te doen vervangen door zijn zoon Adriaan; deze verving hem definitief op 13 Januari 1674. Zie:Kuypers, Gesch. der Nederl. Artill. NI,70,71;Bosscha, Nederl. Heldend. te Land II, 14, noot 12; Balen, Beschrijving van Dordrecht 1142; v. Sypesteyn, Bijdr. tot de Gesch. van hetArtilleriekorps 30.
Eysten
Naamen van Eemnes, Mr. Albertus van
NAAMEN VAN EEMNES (Mr. Albertus van), staatsman, 27 Febr. 1828 te Zwolle geb. en 7 Maart 1902 te 's Gravenhage overl., zoon van Mr. Johan Sebastiaan van N. en Henrietta Wilhelmina Scriverius.
Hij studeerde te Utrecht in de rechten, promoveerde er in 1852 en werd vijfjaar later schoolopziener in het distr. Ommen, welke betrekking hij in 1861 verwisselde met die van schoolopziener in het distr. Kampen. In 1860 tot lid der Prov. Staten van Overijsel gekozen, werd v. Naamen in 1866 door 't hoofdkiesdistrict Zwolle naar de Tweede Kamer der Stat.-Gen. afgevaardigd, en toen hij in 79 als lid dezer kamer niet herkozen werd, werd hem het volgend jaar door de Staten van Overijsel het lidmaatschap der Eerste Kamer aangeboden, 't welk hij tot zijn dood met de grootste toewijding heeft waargenomen. Sinds 1889 was hij tevens voorzitter dier Kamer en als zoodanig viel hem de hooge eer ten deel, meer dan eens bij plechtige gelegenheden als woordvoerder der beide Vereenigde Kamers op te treden, o.a. bij de aanvaarding van het regentschap door koningin Emma tijdens de ziekte van den Koning, Nov. 1890, bij den dood des Konings en bij de troonsbestijging van koningin Wilhelmina in 1898.
In de politiek was van Naamen de gematigdliberale beginselen toegedaan. In zijn dagelijksch leven hoogst eenvoudig, was hij wars van alle vertoon en uiterlijke praal. In 't bezit van een groot vermogen, steunde hij hiermee een groot aantal bijzondere en openbare ondernemingen op 't gebied van landbouw, handel en nijverheid. Groot was ook het aantal zuiver philantropische inrichtingen, door van Naamen opgericht of voortgeholpen.
Jaren lang voorzitter van de Vereeniging ter bevordering van de belangen der Zuid-Afrikaansche republieken, was v.N. ook van haar oprichting af president-commissaris der Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij. Eveneens was hij vele jaren pres.-commissaris der Ned. Centraal Spoorwegmaatschappij. Van Naamen, die zijn woonplaats in Zwolle had, doch 's zomers meest op zijn schoon gelegen landgoed ‘Zandhove’ (in de nabijheid dier stad) vertoefde, was ook lid der staatscommissie, in 1883 ingesteld tot herziening der Grondwet en genoot bovendien nog andere hooge onderscheidingen.
v.N. was gehuwd met Agatha Johanna Elizabeth van Naamen. geb. 1829 te Amsterdam en overl. 1907 te 's Gravenhage.
Zie: Eigen Haard 1902, 232 met portret.
Zuidema