NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Michaelis, jacobus

betekenis & definitie

MICHAELIS (Jacobus), Michaël, Michiels, diaken van de hollandsche gemeente te Londen, was een der protestantsche vreemdelingen, die met Johannes à Lasco in 1553, bij de troonsbestijging van de ‘bloedige’ koningin Maria, Engeland verlieten en over Denemarken in 1554 te Emden aankwamen, waar zij in de bescherming van gravin Anna van Oldenburg werden opgenomen. Na zijn komst te Emden schijnt hij aldaar boekverkooper te zijn geworden. Dat hij voor den kerkedienst een alleszins geschikt en bekwaam persoon was, blijkt uit een schrijven van Petrus Dathenus te Frankfort aan den kerkeraad te Emden, d.d. 24 Febr. 1557, waarin sterk wordt aangedrongen op de zending van ‘etlicke treffelicke ende inden gemeynen dienst der kercken wel gheoeffende mannen’, die Datheen in zijn arbeid zouden kunnen bijstaan, bijv. Jacob Michiels en Hermes Backerel. Michaelis bleef echter te Emden, waar hij in 1558 tot diaken voor de verzorging der vreemdelingen-armen werd benoemd. In 1564 werd hij door Diederik van Bronckhorst en Batenburg, heer van de heerlijkheid Nedermurmpter in Kleefsland, tot predikant te Nedermurmpter aangesteld. In 1565 was hij weer diaken te Emden.

In 1568 woonde hij het Convent te Wezel bij, welks artikelen Hermanus Moded bij procuratie voor hem onderteekende. Onzeker is, of hij toen reeds de heimelijke gemeente te 's Hertogenbosch

diende, welke hij in den aanvang van 1573, door de tijdsomstandigheden genoodzaakt, verliet. Van 1573 tot 1577 heeft hij de kerk van Dordrecht als predikant gediend. Terstond na zijn aankomst (26 Aug. 1573) te Dordrecht beroepen, gaf hij al spoedig te kennen, dat hij met weerzin in dienst was en naar eene andere gelegenheid zocht, hetgeen verregaande oneenigheden tusschen hem en den kerkeraad veroorzaakte. De classis Dordrecht vaardigde hem af naarde provinciale synode te Dordrecht van Juni 1574, wier acta hij onderteekende. In het midden van 1574 werd hij, voor eenige maanden, aan de gemeente te Gorinchem te leen gegeven, waar hij, niettegenstaande de vermaningen van den kerkeraad van Dordrecht, zijn verblijf verlengde. Eerst in 1575 ontmoeten wij hem weer te Dordrecht. De tweedracht tusschen hem en den kerkeraad nam zoo toe, dat deze laatste hem in 1577 zijn verzoek om naar 's Hertogenbosch, dat bij verdrag tot de staatsche zijde was overgegaan, te mogen wederkeeren, gereedelijk toestond. Bij zijn vertrek werd de verzoening getroffen. Toen in den zomer van 1579 de Hervormden 's Hertogenbosch moesten verlaten wegens de overgave der stad aan Parma, week Michaelis uit naar Gorinchem. In 1579 werd hij voor den tijd van 5 a 6 weken te Leiden beroepen, ter oorzake van de troebelen met Coolhaes, doch reeds den volgenden dag werd hem bericht, dat hij ‘om oorzaken die voorgekomen waren’, niet moest komen. Van 1579-1581 heeft hij de kuilenburgsche gemeente gediend. De particuliere synode van de kerken van het vorstendom Gelder en het graafschap Zutphen, te Doesburg Mei 1583, koos hem tot haren assessor.

Zijnen naam vindt men ook onder de onderteekenaars van de Acte de cinq Ministres du St Evangile par le quel ils déclarent le mariage du Prince d'Orange [avec C. de Bourbon] etre légitime. Faict au Briell, II de juing 1575.

Zie: J.de Jong, De voorbereiding en constitueering van het kerkverband der Nederl. Geref. kerken (Gron. 1911), reg.; Werken derMarnix-vereeniging (Utrecht 1870-85), Dl. III, S. II, 105 vg.; Dl. V, 105 vg.; Reitsma en van Veen, Acta der prov. en part. synoden IV, 26, 30; G. Groen van Prinsterer, Archives ou correspondance inédte de la maison d'Orange-Nassau (Leide 1835-61), 11. V, 223-226.

de Jong

< >