MEHEN (Eilardus a of van), ofEllardus, Elbardus Moenius,is 1570 geboren, volgens sommigen te Harderwijk, aan welks gemeene weide hij dan ook zijn geslachtsnaam zou hebben te danken; volgens Beernink,diea Mehen afkomstig acht van ‘de mheen’, den volksnaam van een polder bij Nijkerk, te Barneveld. Hij stierf vóór 7 Aug. 1639 te Harderwijk. Als alumnus van Gelderland studeerde hij te Leiden, waar hij ‘exercitii gratia’ 18 Maart 1595 Theses et Antitheses de Justificatione verdedigde. 24 Mei 1594, nog vóór hij zijn studiën beëindigd had, trouwde hij met Sara Fontanus, waardoor de bekende Johannus Fontanus (I kol. 873) zijn schoonvader werd. Op verzoek van dezen werd hem 1595 door het Hof van Gelderland toegestaan een halfjaar de kerk van Lisse te dienen. 1598 werd hij predikant te Harderwijk. Terzelfder plaatse is hij ook een tijd lang theologisch professor geweest aan de veluwsche kwartierschool, waaraan hij vóór de komst van Thysius ook Hebreeuwsch doceerde. 1618 en 1619 was hij lid der nationale Synode te Dordrecht. In laatstgenoemd jaar stond hij eenigen tijd als leenpredikant te Utrecht. 1620 werd hij beroepen te Amsterdam, maar van opvolging van dat beroep is niet gekomen. Wel verklaarde hij zich bereid naar de hoofdstad te gaan, en wel ontsloeg hem de classe, maar dank zij het krachtig optreden van de kerk van Harderwijk, die van deze beide besluiten in hooger beroep ging, verklaarde de in Juli te Zutfen gehouden particuliere Synode, dat hij aan zijn oude gemeente verbonden bleef. Maart 1631 kreeg hij van het Hof van Gelderland de eervolle opdracht op den voet van een ook vóór deze reeds gebruikte reconciliatie een verzoening te beproeven met eenige op Loevestein gevangen remonstrantsche predikanten.
Vermoedelijk is het huwelijk van a Mehen kinderloos gebleven. 20 Jan. 1645 maakte zijn weduwe voor de schepenen van Harderwijk haar testament, waarbij ze 25 gld. aan de kerk en 300 gld. aan de armen aldaar legateerde en haar nicht Sibilla Verstege begiftigde o.a. met de kort te voren geschilderde portretten van zich en haar man. Een van Eilardus' broeders: Joachim Hendrik trouwde Nov. 1631 met Hendrickje op ten Noort, die - blijkens haar nieuw huwelijk op 23 Oct. 1639 - reeds spoedig weduwe is geworden. In welke verwantschap tot deze mannen de 6 Mei 1667 te Leiden ingeschreven jurist Joannesa Mehen Hardervicenus en de litterator Ellardus aMehen Hardervicenus hebben gestaan kon ik niet uitmaken. Voorzoover we weten schreef a Mehen twee boekjes, n.l.: Den Ancker
der Sielen (Harderw. 1611) en Tractaet van het recht der kercke Christi, ende der Christelijcke Overheyt in 't kerckelijcke, ghestelt bij wijse van 'tsamensprekinge.... op 't Boeck D. Joh. Uitenbogaert, ende dierghelijcke Schriften, van ghelijcke Materiën handelende (Harderw. 1616; Pamflet Knuttel no. 2255); dit laatste geschrift tegen Johannis Wtenbogaerdt's Tractaet van 't Ampt ende Authoriteyt eener Hoogher Christeliccker Overheydt in kerkelicke Saecken ('s Grav. 1610; Pamflet Knuttel no. 1767).
Zie: L.H. Wagenaar, Johannes Fontanus. De hervormer van Gelderland (Kampen 1898) 95, 102, en n. 1, 108, 129, 135, 136, 153; De Navorscher XXIX (1879) 116; XXX (1880) 119 vv., 377, 378; Beernink, De reformatie te Nijkerk in Gelre, Bijdragen en Mededeelingen XV (1912) 20, 21; Catalogus van Theses 1181-1595 aan de Leidsche academie verdedigd 16.
van Schelven