NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Kimijzer, willem

betekenis & definitie

KIMIJZER (Willem), geb. te Dordrecht 17 Aug. (ged. 19 Aug.) 1732, overl. aldaar 21 Juli 1811, was de zoon van Abraham KimijserenJohannaT. van Eysden. Hij studeerde te Leiden, en werd vervolgens predikant bij de Herv. gemeente te Eethen en Drongelen tot 1768, te Vlissingen tot 1804, waarna hij zijn emeritaat in zijn geboorteplaats doorbracht. Hij was een zonderling kanselredenaar en schreef ook nederlandsche en latijnsche gedichten. Toen hij 27 Juni 1781 de gedachtenis vierde van zijn 25-jarigen evangeliedienst, schreef hij een rede die, in druk gegeven, 143 bladzijden in 8o. beslaat. Nog gaf bij uit: Redevoering over Jes. Godspraak XLIX: 23a ten grondslage der inwijdinge van den vernieuwden Banjaard in hetgasthuis te Vlissingen (Vliss. 1793).

Zie: van Eyk, Kanselontsiering 172, 185; van der Aa, NieuwWrdb. der Ned. Dichters; Nagtglas, Levensb. van Zeeuwen. I, 542.

van Dalen

< >