NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Keller, gerard

betekenis & definitie

KELLER (Gerard), geb. 13 Febr. 1829 te Gouda en overl. 10 Jan. 1899 te Arnhem. Zijn vader was ontvanger der registratie in eerstgenoemde stad, doch werd weldra overgeplaatst naar den Haag, zoodat Gerard hier zijn opvoeding ontving en ook zijn verder leven doorbracht, tot hij op 31-jarigen leeftijd naar Arnhem vertrok.

Op zijn 18de jaar student aan de delftsche academie geworden, verliet hij die twee jaar later, probeerde toen om chirurgijn, architect, beambte bij een gasfabriek te worden en eindigde met zich met de borst toe te leggen op de stenographie, in welke kunst hij weldra zulke vorderingen maakte, dat hij in 1850 tot stenograaf bij de beide Kamers der Stat.-Generaal werd aangesteld, in welke betrekking hij tot 1864 werkzaam is gebleven. Middelerwijl maakte hij naam als novellisten romanschrijver, wat aanleiding werd dat zijn vriend, de uitgever D. Thieme, hem in laatstgenoemd jaar het hoofdredacteurschap der Arnhemsche Courant aanbood, en het is deze betrekking, die Keller sindsdien tot weinige maanden vóór zijn dood, d.i. 35 jaren lang, met de grootste toewijding en bekwaamheid heeft vervuld.Tijdens zijn verblijf in den Haag was Ger. Keller redacteur van de Kinder-Courant geweest, maar bovenal maakte hij zich in die periode naam als schrijver van de ‘Vlugmaren’ in den Ned. Spectator. C.Vosmaer nam in 1864, bij K.'s vertrek naar Arnhem, die ‘Vlugma ren’ (onder den naam Flanor) van hem over. In den Haag was Keller ook een der meest bekende leden van ‘Oefening kweekt kennis’ en

vooral een zeer gewaardeerd dischgenoot van het bekende ‘Servetje’. Vlug en vroolijk van aard, was hij als gezellig prater hier bij iedereen bemind, want hij was een geboren verteller. Maar niet minder als onderhoudend schrijver verwierf K. zich grooten naam. Slechts enkele zijner geschriften zullen wij hier noemen: Het huisgezin van den praeceptor (1857); Binnen en buiten (1860); Een zomer in het Noorden, 2 dln. (1859); Eenzomer in hetZuiden, 2 dln. (1862); Novellen (in den Ned. Spect., 1860-64); Van huis, 3 dln. (1867); De geschiedenis van Robinson Crusoë (1869); Overkompleet en andere novellen (1871); Het belegerde Parijs (1871); Het vermoorde Parijs (id.); Weenen, Wilhelmshöhe, Dresden, Praag e.a. reisverhalen (1873); Gederailleerd (1873); Hetganzebordofhetblauwelint. Blijspel (1874); Teruggekeerd.

Blijspel (1875); Europa in alzjn heerlijkheid geschetst, 5 dln. (1877-80); Het servetje (1878); De dochter van den barbier (bekroond blijspel 1878; 2de dr. 1882); Waldeckin vogelvlucht (1879); Zwitserland (1882); Hetgevaarlijke nichtje. Blijspel in 3 bedr. (1884); Amerika in alzijn heerlijkheid geschetst (1886). Verder was hij redacteur van De Tijdstroom (1851-60), mederedacteur van den Ned. Spectator (1860-64), redacteur van de Geillustreerdebibliotheekvoorjongelieden (1877), van de Kunstkroniek (1877-88), van Voor 'tjonge volkje (1875-90) en van het Zondagsblad voor 'tjonge Nederland (1881-82). Ook vertaalde hij een aantal letterkundige werken uit het Fransch, Duitsch en Engelsch, als de Avonturen van baron van Münchhausen, met platen van Gust. Doré; de Reis om de wereld in 80 dagen, door Jules Verne; Jong Rusland, door Iwan Turgenjew; Alleen op de wereld, door Hector Malot; de Familie Buchholz, van Julius Stinde; Arabische vertellingen van de Duizend en één nacht, Werken van Walter Scott; Goldsmith's Predikant van Wakefield enz. enz.

Zijn door D.J. Sluyter gegraveerd portret staat in Aurora, 1863; zijn bronzen buste door Joh. Keller is in het Rijksmuseum.

Zie: Levensber. Letterk. 1899, 210; J. ten Brink en Taco de Beer's Gesch. der Noord-Nederl. Letteren in de 19de eeuwlI, 460 e.v., met een uitvoerige bibliografie.

Zuidema

< >