JANSZOON (Willem), geb. te Amersfoort, overl. te Alkmaar 1636 (begraven 22 April), diende de O.I. Compagnie sedert hare oprichting tot in 1634. In 1614-16 was hij schipper op het jacht ‘Jacatra’, in 1617 opperstuurman en in 1620 schipper op het naar het vaderland keerende schip ‘West-friesland’, van 1618 tot 1620 schipper op het jacht ‘Haerlem’, in 1626, na van Sept. 1623 tehuis te zijn gebleven, schipper op de ‘Hollandia’,1627-29 opzichter der Compagnieswerken te Batavia, van 1629 tot het begin van 1633 met allerbelangrijkste zendingen in Japan belast, tot herstel der door P. Nuyts zeer vertroebelde zaken met dat rijk, inmiddels 1630 equipagemeester te Batavia geworden, aldaar in 1633 president-schepen, 1633/4 vice-commandeur der retourvloot onder Philips Lucasz., waarmede hij 27 Juni voor goed hier te lande terugkwam. Tot zijne krijgsbedrijven behooren de vermeestering van een portugeesche jonk omtrent het eiland Meaxima in Aug. 1615 en van een naar S. George del Mina bestemd portugeesch oorlogsschip 2 Juli 1618; een gevecht van 3 hollandsche tegen 4 engelsche schepen in Straat Sunda 11 Maart 1619 en van 6 hollandsche tegen 4 engelsche schepen onder Tikoe (Sumatra) 11 Oct. van dat jaar. Voorts nam hij 23 en 30 Mei van hetzelfde jaar als bevelhebber in de vloot van J. Pz. Coen
deel aan de vermeestering van Japara en Jacatra, waardoor ons in het fort van laatstgenoemde stad belegerd volk ontzet werd. Nog leverde hij 5 Juli 1626 met de ‘Hollandia’ als admiraalsschip, aan boord waarvan Wijbrant Schram bevel voerde, onder de kust van Sierra Leone een zegevierend gevecht tegen 4 roofschepen van den beruchten Claes Compaen. Coen stelde zijne diensten zeer hoog en deze vonden erkenning in 1615 door de vereering van een sierlijk rapier, in 1617 van ƒ 300 en in 1633 van ƒ2000. Hij is tweemaal gehuwd geweest, zijne tehuisreis in 1616 geschiedde ter wille zijner vrouw, en toen hem in 1626 de betrekking van equipagemeester was toegezegd, trouwde hij ‘een jonge dochter’. Te Alkmaar schijnt hij een huis met tuin buiten de Kennemerpoort bewoond te hebben.
Zie: P.A. Leupe in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van N. Indië, 3e volgreeks VII ('s Grav. 1872), 336; Dagh- Register gehouden int Casteel Batavia 1624-1629 ('s Grav. 1896), 369, 373; idem 1631-1634 ('s Grav. 1898), 62, 64, 65, 148, 151,323; Hofdijk in deGids Aug. 1888, 342.
Bruinvis