ISCHA (Arnoldus van), minderbroeder, geb. omstreeks 1549 te Overijssche in België en overl. te Coblenz 15 Mrt. 1619. Zijn familienaam is niet bekend. Hij behoorde tot het getal der kloosterlingen, die 26 Mei 1578 uit Amsterdam werden verdreven. De traditioneele bewering, dat hij toen gardiaan was van het klooster, berust hoogstwaarschijnlijk op een vergissing. Hij bleef eenige jaren verscholen te Haarlem in het huis van den gewezen burgemeester Dirk Claesz. Wij. Gekerkerd ‘binnen Berck’ (Rijnberk) was hij 1 Juni 1584. Later bezocht hij als zendeling verschillende plaatsen op de Veluwe. Te Amersfoort hield hij school, welke ook door niet-katholieken, o.a. door Dominicus, zoon van den bekenden Amsterdammer Claes Symonsz. van Heemskerk, werd bezocht. Te Amsterdam, waar hij vooral, plakkaten ten trots, bleef werken, werd hij in 1591 op het houden van een godsdienstoefening betrapt, in de gevangenis geworpen en bij vonnis van 9 April uit Holland en West-Friesland verbannen. Toch vluchtte hij weder naar Haarlem, bezocht van daar uit verschil lende plaatsen zooals Woerden en waarschijnlijk ook Bodegraven, Leiden, Gouda en Utrecht. Te Alkmaar hield hij 10 Mei 1592 met een predikant der mennonieten een twistgesprek. Nu riepen de oversten hem voorzichtigheidshalve uit de zending terug en stelden hem aan tot gardiaan van het minderbroederskloosterte Leuven. Na een gardianaat van twintig jaren werd hij in Juni 1612, toen de provinciaal Balthazar Vincent ter bijwoning van het generaal kapittel naar Rome vertrok, met het voorloopig bestuur der nederduitsche minderbroedersprovincie belast. In het kapittel van Brussel (21 Apr. 1613) werd hij tot provinciaal gekozen. Tijdens zijn bestuur werden o.a. gesticht het minderbroedersklooster te Venlo, het clarissenklooster te Roermond en het annuntiatenkloosterte Wijk-Maastricht. Door Henricus Sedulius (de Vroom) 17 Apr. 1616 opgevolgd, werd hij later visitator der Keulsche prov., doch kon, door den dood overvallen, die taak niet voleindigen.
Men heeft van hem: VijfSermoonen bewijsende hoemen salich in onsen Heere Jesum Christum moetghelooven. (Tot Loven by Jan Maes op de Prostraet int groen Cruys, z. jaar. De approbatie is van 1592); De seven Ghetijden van onse lieve Vrouwe. Naerhet Roomsch ghebruyck, ende veranderinghe des Tijts, met de seven Psalmen, Vigilien voor de dooden, ende meer andere schoon Ghebeden. In onser Nederlantsche tale overghesedt door den E.P.F.Arnoldus ab Isca, Guardiaen der Minrebroederen binnen Loven. (Tot Loven bij Jan Maes, int Groen Cruys. Anno MDCII.)
Is dit de eerste uitgave? Het boekje werd ontelbare malen herdrukt. Voorloopige lijst der uitgaven zie bij Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, VII (Amst. 1912), 263 v. Wadding, Scriptores Ordinis Minorum (Romae 1650) 41 en Dirks (Hist. littéret bibliogr., 129 vermelden nog als door hem in de moedertaal geschreven werkjes: Paradisus Devotionis (Antverpiae apud Gulielmum Lestenium, an. 1644) en Sermones de Passione Domini (Lovanii apud Bernardinum Masium). Dit laatste bericht behoeft bevestiging.
Meer bijzonderheden geeft mijn artikel in Bijdr. Bisd. HaarlemXXXII (1909), 321-404.
Hesse