NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Huygens, constantijn (1)

betekenis & definitie

HUYGENS (Constantijn) (1), geb. 4 Sept. 1596 te 's Gravenhage, gest. aldaar 26 Maart 1687, was de tweede zoon van Christiaan Huygens (1) en Susanna Hoefnagel. Bij zijn doop stonden graaf Justinus van Nassau, de natuurlijke zoon van prins Willem van Oranje, en de stad Breda als peters.

Constantijn ontving van gouverneurs, o.a.vanJohan Dedel, later president van het Hof van Holland, en van vakgeleerden eene zeer zorgvuldige opvoeding niet alleen in vele wetenschappen, maar ook in teekenen en muziek; hij leerde al op zeer jeugdigen leeftijd vele instrumenten bespelen. Op zijn 11de jaar schreef hij reeds latijnsche versjes; toen hij 16 jaren oud was, dichtte hij in het fransch en twee jaren later in het nederlandsch. Tot zijn dood toe heeft hij al zijn vrijen tijd aan studie, aan de muziek en aan de dichtkunst gewijd. 20 Mei 1616 werd hij te gelijk met zijn broeder Maurits als juridisch student te Leiden ingeschreven; hij genoot daar den omgang van Daniël Heinsius, den vriend zijns vaders. In Aug. 1617 verliet hij, na eene disputatie de Fideijussoribus te hebben gehouden, de universiteit, werd in het volgende jaar gedurende een paar maanden te Zierikzee in de rechtspraktijk ingewijd door de Huybert en deed daarna eene reis naar Engeland, waar hij logeerde bij Noël de Caron, den agent der Staten aan het engelsche Hof, aan Jacobus II werd voorgesteld en voor dezen op de luit speelde. In 1620 werd den jongen Huygens opgedragen, een latijnsch opschrift te maken voor het familiegraf der Oranje's in de Groote Kerk te Delft. François van Aerssen nam den jongen man mee, toen hem in 1620 door de Staten-Generaal eene zending naar Venetië was opgedragen; daar Huygens de eenige van het gevolg was, die goed italiaansch kende, trad hij als secretaris van den gezant op.

Hij heeft een dagboek van die belangwekkende reis geschreven. In 1621 ging hij twee malen als gezantschapssecretaris naar Engeland; de tweede maal met Aerssen. Er waren vele moeilijke quaesties te behandelen en het gezantschap keerde eerst in 1623 terug; Huygens werd in Oct. 1622 door Jacobus tot ridder geslagen. Kort na den dood van zijn vader (7 Febr. 1624) reisde Huygens voor de derde maal met een gezantschap naar Engeland. 18 Juni 1625 werd hij benoemd tot secretaris van Frederik Hendrik. Van dien tijd af tot zijn dood is Huygens in dienst gebleven van het Huis van Oranje. In 1630 nam hij ook zitting in den raad van den Prins en na den dood van zijn ouderen collega Junius (1645) werd hij de eenige secretaris.

Hij heeft Frederik Hendrik op bijna al zijne veldtochten vergezeld en had een bijzonder grooten werkkring. Onnoemelijk veel zaken, waarin de stadhouder te beslissen had, gingen door de handen van zijn secretaris, daar een groot aantal brieven tot hem werden gericht, waarmede men den Prins zelf niet lastig wilde vallen. Van zijne positie aan het hof heeft hij gebruik gemaakt om tal van menschen voort te helpen. Amalia van Solms, de echtgenoote van den Prins, hield hij gedurende de veldtochten bijna dagelijks op de hoogte van alles, wat er in het leger voorviel. Toch heeft zij, in weerwil van Huygens' trouwe diensten, getracht hem den voet te lichten, toen Frederik Hendrik in het laatst van zijn leven ziekelijk werd. Na den dood van zijn betreurden meester werd Huygens secretaris en raad van Willem II en maakte in diens gevolg den mislukten krijgstocht naar Amsterdam mee. Na den dood van den stadhouder heeft Huygens een ruim aandeel gehad in den twist over de voogdij tusschen Amalia van Solms, de grootmoeder, en Maria Stuart, de moeder van Willem III. Hij was de raadsman van Amalia en heeft alles gedaan, om de beide partijen te verzoenen; tot belooning is hij, die toen eerste raad en rekenmeester van den Prins was, het ternauwernood ontkomen, dat hij door de Prinses Douairière uit zijn ambt werd ontslagen.

Gedurende hetstadhouderlooze tijdperk is Huygens steeds krachtig voor de belangen van het Huis van Oranje blijven werken. Hij heeft een groot aandeel gehad in de stichting der Oranjezaal in het Huis ten Bosch en heeft de Memoires de Frederic Henri voor den druk gereed gemaakt. In 1654 bezocht hij de bezittingen derOranje's in Luxemburg en in 1656 en 1657 werd hij naar Brussel gezonden, om met den Aartshertog te onderhandelen. En toen in 1660 LodewijkXIV zich wederrechtelijk meester gemaakt had van het vorstendom en de stad Oranje, werd Huygens in 1661 naar Parijs gezonden, om te trachten de verloren bezitting terug te krijgen. Die onderhandelingen hebben vierjaren geduurd, want telkens vond de fransche regeering weer een nieuw voorwendsel, om het vorstendom bezet te houden. In die jaren is Huygens nog tweemalen naar Londen gereisd, om er bij Karel II op aan te dringen, dat de bruidsschat zijner zuster Maria, de echtgenoote van Willem II, zou worden uitbetaald en dat de sommen, door Frederik Hendrik en Willem II aan het engelsche koningshuis geleend, zouden worden teruggegeven.

In het voorjaar van 1665 werd eindelijk het vorstendom Oranje door de fransche troepen ontruimd en reisde Huygens naar het stadje, om er de regeering van den Prins te herstellen. Hij is daarna over Zwitserland en Duitschland naar den Haag teruggekeerd en heeft later bij het besturen van het vorstendom, waar hij als een bevrijder gevierd was, eene groote rol vervuld, daar hij er toestanden en personen kende. In 1668 had Huygens een belangrijk aandeel aan de beweging in Zeeland, toen de jonge Willem III daar plotseling tot eersten edele werd gekozen, en in 1670 begeleidde hij den Prins bij zijn bezoek aan zijn oom Karel II. Hij bleef daarna maanden lang in Londen, om aan te dringen op het betalen der schuld van de Stuart's aan de Oranje's. Toen Willem III in 1672 tot stadhouder was enoemd, bleef Huygens zijn eerste raad en rekenmeester en hij heeft die betrekking bekleed tot zijn dood in 1687. Ook de laatste jaren van zijn leven was Huygens heel dikwijls van huis, om te zorgen voor de vele bezittingen van den Prins, de verpachtingen te leiden enz. Op 91-jarigen leeftijd is hij gestorven.

6 April 1627 is Huygens getrouwd met zijn nichtje Susanna van Baerle (geb. Maart 1599), eene dochter van Jan van Baerle en Jacomina Hoon. Uit dat huwelijk zijn vier zoons geboren, Constantijn (2) (die volgt), Christiaan (2) (kol. 118), Lodewijk (kol. 1190) en Philips (12 Oct. 1633-14 Mei 1657), en ééne dochter Susanna (13 Maart 1637-
24 Aug. 1725), die 20 Apr. 1660 trouwde met haar neef Philips Doublet. Philips Huygensis jong gestorven te Marienburg, terwijl hij in het gevolg van een gezantschap reisde, dat naar Zweden en Polen was gezonden. Huygens' vrouw, Susanna van Baerle, is 10 Mei 1637 na een zeer gelukkig huwelijk overleden. Wat de opvoeding betreft, volgde Huygens zijn vader. De zoons kregen les van een gouverneur - n.l. van Hendrik Bruno, die ook latijnsche en nederlandsche gedichten heeft geschreven - en van vakgeleerden, terwijl Huygens nauwkeurig op de hoogte werd gehouden van hunne studie. Evenals hij zelf, kregen zij onderricht in tal van wetenschappen en kunsten. Later bezochten zij een tijd lang de leidsche universiteit of de illustre school te Breda en deden daarna groote reizen, het liefst in het gevolg van den een of anderen gezant. Na hunne terugkomst wijdden zij zich aan studie al de broeders toonden groote belangstelling in het werk van Christiaan - aan liefhebberijen en gezellig verkeer; gedurende het stadhouderlooze tijdperk was het aantal ambten, dat voor de familie Huygens open stond, bijzonder klein en ‘Il Signor Padre’, zooals de zoons meestal hun vader betitelden, moest voor hen zorgen.

Constantijn Huygens bezat eene reusachtige werkkracht. In weerwil van zeer drukke ambtsbezigheden, waarvoor hij door Frederik Hendrik beloond is met den grond voor een huis in den Haag, waar hij een monumentaal gebouw op deed verrijzen, en met de heerlijkheid Zeelhem, waaraan hij zelfde heerlijkheden Zuilichem en Monnikkenland toevoegde, heeft hij een groot aantal gedichten in het nederlandsch, het latijn en hetfransch geschreven. Na reeds vroeger eenige kleinere verzen te hebben uitgegeven, deed hij in 1622 'tCostelickMal en 't Voorhout het licht zien. In 1625 volgde de Otia, in 1645 de Heilighe Daghen, in 1647 Ooghen-troost, in 1653 Hofwyck, in 1657 Tryntje Cornelis, in 1667 DeZeestraet. Intusschen waren in 1658 zijne verzamelde nederlandsche gedichten onder den titel Korenbloemen in het licht gegeven; zij zijn in 1672 herdrukt. Ook de Momenta desultoria (1644), een bundel latijnsche verzen, zagen in 1655 nog eens het licht.

Later werden zijne De Vita Propria Sermones inter Liberos door P. Hofman Peerlkamp uitgegeven (1817) en het Cluyswe ck door W.J.A. Jonckbloet (1841). Ten slotte gaf J.A. Worp al zijne Gedichten in 9 deelen uit (Groningen 1892-1899), waarvan ongeveer % vroeger nooit het licht had gezien. Vooral als schrijver van puntdichten heeft Huygens zich naam gemaakt.

Toen hij nog jong was, werd hem reeds gewrongenheid en onduidelijkheid verweten, en hij heeft aan zijne manier niets veranderd, toen hij ouder werd. Het aantal uitgaven van zijne werken met commentaar, in de 19e eeuw verschenen, is dan ook groot. Men zie de opgave van alle uitgaven van Huygens' verzen in vroeger en later tijd in de Bibliotheca Belgica en Gedichten I, XX-XXVI, en IX, 15-17.

Behalve gedichten heeft Huygens honderden composities geschreven; enkele daarvan heeft hij in 1647 met den titel: Pa hodia sacra, etprofana occupatite Parijs uitgegeven. Het werkje zag in 1882 opnieuw het licht, verrijkt met vele brieven van en aan Huygens, die over muziek handelen; W.J.A. Jonckbloet en J.P.N. Land bezorgden de uitgave o.d.t.: Oeuvre e correspondance musicales.

Behalve de dichtkunst en de muziek hielden tal van wetenschappen Huygens bezig. Natuur- en ster-

renkunde, theologie, philologie, philosophie, moderne letterkunde boezemden hem belangstelling in. Hij stond in briefwisseling met bijna alle groote geleerden en kunstenaars van zijn tijd. En van die briefwisseling is veel bewaard gebleven, omdat Huygens zorg droeg voor de door hem ontvangen brieven en voor de concepten zijner eigen brieven, en zijne nakomelingen niet al te ruw met dit deel zijner nalatenschap hebben omgesprongen. Zoo zijn er nog 8500 brieven van en aan Huygens over, die voornamelijk berusten in het Koninklijk Huisarchief, in de bibliotheek der Kon. Academie van Wetenschappen te Amsterdam en in de bibl. der leidsche universiteit. Enkele dezer brieven werden uitgegeven in bundels, die in de 17e eeuw het licht zagen, vele in tijdschriften en boeken van de 19e eeuw.

De geheele briefwisseling van Huygens, die thans nog over is, zal namens de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën worden uitgegeven door J.A. Worp, natuurlijk voor een goed deel in excerpt en fragmentarisch. Deel I verscheen Aug. 1911.

Huygens had eene groote voorliefde voor zijne geboortestad en heeft haar met een harer grootste sieraden weten te verrijken. Aan hem toch is het te danken, dat de Oude Scheveningsche weg is aangelegd.

Van de vele geschilderde portretten van Huygens worden hier slechts genoemd die door Mierevelt (1625 en 1641) en A. van Dyck (1632), bekend uit de gravures van W. Jz. Delff en P. Pontius, dat door Hanneman (640) in het Mauritshuis te 's Gravenhage, welk portret omringd is door medaillons met de portretten zijner kinderen, en dat door C. Netscher (1672) in het Rijksmuseum te Amsterdam (A. Bloteling sc.).

Een door hemzelfin 1622 geteekend portretje is gereproduceerd in Oud- HollandXVIII, 186; teekeningen door J. Lievens, waarvan er een gegraveerd is door L. Vorsterman, zijn in het Britsch Museum te Londen en in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam. Een marmeren medaillon door Artus Quellinus (1651) is in het Gemeentemuseum te 's Gravenhage (E.W. Moes, Iconographia Batava

no. 3873; Een verzameling familieportretten der Huygensen in 1785 in Oud-Holland XIV, 176-184; Een nog onbekend portret van Constantijn Huygens, ibidem XVIII, 185-187).

In 1896 is er eene Huygens-tentoonstelling in den Haag geweest en 4 Sept. 1897 werd aan den Scheveningschen weg een borstbeeld van hem onthuld.

Vgl. over Huygens: Jorissen, Constantin Huygens. Studiën I (1871; niet verder verschenen); Emile Michel, Un homme d'éta hollandais auXVIIe siècle in Revue des deuxmondes CXVII (1er Juin 1893) 569; G. Kalff in de Gids, 1900, II, 290, 480; III, 72; P.J. Blok, Huygens' ambtelijk leven in Nijhoffs Bijdr. 4e R. II, 71; A.D. Schinkel, Bijdrage tot de kennis van het karakter van Constantijn Huygens, ontleend aan aanteekeningen wegens het beheer zijner goederen (1842), en Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantijn Huygens en zijne familie (1851 en 1856 2 dln.); E.G.

W i ldeman, Iets over het geslacht Huygens i n Haagsch Jaarboekje 1897, 12; D. Veegens, De Zeestraat in Mededeelingen van de Vereeniging ter beoefening der geschiedenis van 's Gravenhage II (1876); dezelfde, De stichting van de Oranjezaal, t.a.p.; dezelfde, Het Mauritshuis en het huis van Huygens, t.a.p.; D.J. Korteweg, Een en anderover C. Huygens als beminnaarder stellige wetenschappen en zijne betrekking tot Descartes in Versl. en Meded. der Kon. Akad. v. Wetensch, Afd. Natuurk., 3e reeks IV (1888) 253.

Behalve gedichten en composities zijn van Huygens uitgegeven eenige zijner Mémoires door Th. Jorissen (1873), zijn Dagboek door J.H.W. Unger als Bijlage van Oud- Holland, III (1885); het journaal zijner reis naar Venetië in Bijdr. en Med. v.h. Hst Gen. te UtrechtXV (1893) door J.A. Worp, het fragment eener autobiographie, t.a. p. XVIII (1897) doordenzelfde.

Over zijne latijnsche brieven schreef J.C.G. Boot in Verhandelingen uitgegeven door de Kon. Akad, Afd. Letterk., VIII (1873). Van zijne brieven werden o.a. die aan Pierre Corneille te Parijs uitgegeven (1890) door J.A. Worp, die ook eene uitgave bezorgde van die aan Cats in Tijdschr.

Taal- en Letterk. 1893, 177, van die aan Balzac in Oud- Holland 1896, 147, en van meer anderen. J.H.W. Unger gaf brieven van schilders aan Huygens uit in Oud- Holland 1891; in de Oeuvres complètes de Christiaan Huygens komen ook vele brieven van en aan Huygens voor, enz. Onder de werken, die dienen tot verklaring van Huygens' gedichten, nemen de Huygens-studiën (1886) van H.J. Eymael eene eerste plaats in. De literatuur over Huygens is zeer uitgebreid en hier is dus alleen het belangrijkste genoemd.

Worp

< >