NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Houberch, henricus]

betekenis & definitie

HOUBERCH (Henricus), overl. 26 Juli 1429, aanzienlijk prelaat, magister en decretorum doctor. Hij was wijbisschop van Frederik van Blankenheim, deken van St.

Pieter tot 1418, toen hij Everardus Foec als deken van St. Salvator opvolgde. Veel heeft hij gereisd, ook als bisschoppelijk gezant. In 1404 was hij te Keulen en plaatste daar zijn naam in de matrikel als ‘Henr. Houberg, coriep. Traiect.’ In 1408 vervulde hij een zending naar Rome, in 1409 vertegenwoordigde hij Frederik van Blankenheim op den rijksdag van Frankfort en, na zijn terugkeer, trok hij naar het concilie van Pisa, waar het pauselijk schisma hoogtij vierde. Na den dood van bisschop Frederik in 1423 werd hij sede vacante tot officiaal benoemd en als zoodanig met het bestuur van het Sticht belast. Hij wordt ook genoemd als pauselijk abbreviator en kanunnik ten Dom. Het geslacht Houberch stamt uit Nijmegen, waar het in de 14e, 15e en 16e eeuw voortdurend in de stadsrekeningen vermeld is. Petrus Houberch (de Novemagio), in 1462 aan de keulsche universiteit, was later kanunnik van St. Stephen te Nijmegen.

Zie: H. Keussen, Matrikel der Univ. Köln, I, 92 en 518; ArchiefAartsb. Utrecht I, 348 v.; XI, 253; Hoynck van Papendrecht, AnalectaBelgica, III A, 217 v.; 240; A. Matthaeus, Analecta IX, 268 v.v.; J. de Hullu, Bijdr. tot de gesch. v.h. Utr. schisma ('s Grav. 1892) 7; L.

Schmedding, De regeering van Frederik v. Blankenheim (Leiden 1899) 220 v.; H.D.J.v. Schevichaven, DeSt Stephenskerk te Nijmegen (Nijm. 1900) 229 en 280; hs. van Wouter Brock (Rijksarchief Utrecht D. 1355). van Kuyk

< >