NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Hasselt, johan coenraad van

betekenis & definitie

HASSELT (Johan Coenraad van), geb. 24 of 26 Juni 1797 te Doesburg, overl. 8 Sept. 1823 te Buitenzorg, was de oudste zoon van mr. Barthold v.H., eerst burgemeester, later vrederechter van Doesburg, enBernardina Antonia Rasch.

Na in zijn geboortestad de latijnsche school bezocht te hebben, werd hij 2 Jan. 1816 als medicinae studiosus ingeschreven aan de groningsche hoogeschool, eigenlijk met het doel om zich vooral op dierkundig onderzoek toe te leggen, waar hij in Sept. van datzelfde jaar kennis maakte met Heinrich Kuhl (zie op dien naam in dit deel), met wien hij vriendschap sloot voor het leven. Alle lotgevallen van deze twee vrienden zijn zóó vast dooreengeweven, dat twee gescheiden levensbeschrijvingen ongeveer hetzelfde zouden bevatten; vandaar dat hun beider levens hier vereenigd behandeld worden Aan v. Hasselt's beantwoording der prijsvraag: Over de geleidelijke overgangen in de klasse derzoogdieren viel de zilveren medaille ten deel, terwijl Kuhl de gouden verwierf. Na in den zomer 1818 samen een studiereis door Duitschland gemaakt te hebben, bewerkten zij 's winters hun Beiträge zur vergleichenden Anatomie, welk werk eerst 1820 verschijnen zou. Apr. 1819 ging Kuhl op kosten der regeering, vergezeld van Temminck, de collecties der londensche musea bestudeeren, vanwaar hij Aug. 1819 terugkeerde. Kort daarna vertrokken v. Hasselt en Kuhl naar Parijs, waar v. Hasselt zich op medische studies en Kuhl op systematisch-zoologisch en botanisch werk toelegde. Van Hasselt promoveerde 13 Mei 1820 te Groningen op een dissertatie: Observationes de metamorphosi quarundam partium Ranae temporariae, een meer zoölogische dan medische verhandeling.

Intusschen had Kuhl reeds begin 1819 van den koning opdracht ontvangen om de nederlandsche oost-indische bezittingen te gaan bereizen, en het natuurwetenschappelijk onderzoek dier koloniën op zich te nemen. Tevoren zou hij echter op 's rijks kosten eenigen tijd in Londen en Parijs gaan studeeren, om van den stand der systematische wetenschap goed op de hoogte te zijn. Op voorstel van Reinwardt werd het kon. Besl. zoodanig uitgebreid, dat er 20 Apr. 1820 een Natuurkundige Commissie benoemd werd, wier eerste lid Kuhl was, terwijl van Hasselt als tweede natuuronderzoeker benoemd werd. Hun werd een amanuensis, G.van Raalten,en een teekenaar, G.L. Keultjes, toegevoegd. Het plan was, dat de reis 4-6 jaar duren zou, en daarna ieder gedurende 3 jaar een toelage van ƒ 1200.-zou ontvangen, ten einde den wetenschappelijken oogstte bewerken. In Juli 1820 van Texel vertrokken, kwamen beide vrienden, na onderweg en op Madeira tal van natuurwetenschappelijke waarnemingen gedaan te hebben, in Dec. 1820 te Batavia aan. Achtereenvolgens werden nu het Buitenzorgsche en de Preanger grondig doorzocht; alles, wat ze vonden, werd zooveel mogelijk ontleed, bewaard en geteekend, inspannende arbeid, waarbij Kuhl noch van Hasselt zich maar eenigszins ontzagen. Hun werkzame geest was eigenlijk voor een tropenland te zelf-prikkelend; zonnebrand noch onweer kon hen van werken weerhouden, zelfs niet als het lichaam afgemat was door vermoeiende bergtochten en verzamelreizen. Kuhl's tengere lichaamsbouw was hiertegen niet bestand; begin Augustus 1821 werd hij ziek, een ziekbed, dat 14 Sept. 1821 zijn sterfbed worden zou. Van Hasselt, door het overlijden van zijn vriend diep terneergeslagen, zag twee dagen later den teekenaar Keultjes door den dood wegnemen; de welwillende Gouverneur-Generaal v.d. Capellen nam hem in zijn huis op, totdat hij, die ook van een zware ingewandsziekte had te lijden gehad, weer geheel op krachten gekomen was, en zich weer aan zijn werk kon wijden. In Aug. 1822 trok van Hasselt met van Raalten naar Bantam, waar de laatste in Mrt. 1823 wegens ziekte het werk weer moest opgeven, en vervangen werd door J.T h. Bik, een teekenaar, die vroeger reeds met prof. Reinwardt gereisd had. Eind Augustus 1823, op den terugweg naar Buitenzorg, werd van Hasselt te Tjilangkahan plotseling ernstig ziek, zoodat Bik groote moeite had, den zieke door de wildernissen naar Buitenzorg te brengen. Daar aangekomen, overleed hij in den nacht van 8 Sept. 1823, even 26 jaar oud, en werd door de zorgen van v.d. Capellen naast zijn vriend Kuhl te ruste gelegd. Op hun gemeenschappelijk graf liet v.d.C. een gedenkteeken plaatsen, terwijl Temminck in de vestibule van 's Rijks Museum van Nat. Historie te Leiden een marmeren steen aan hun nagedachtenis wijdde. Behalve zijn reeds genoemde dissertatie en de Beitragezur vergleichendenAnatomie, schreef van Hasselt een groot aantal brieven, vol natuurwetenschappelijke aanteekeningen, vooral aan Temminck en van Swinderen, die zorgde voor hun publicatie in de Letterbode, in het duitsche tijdschrift Isis van Oken, en het fransche Bulletin van Férussac.

Portret van van Hasselt: bij Greshoff in Album der Natuur 1903, blz. 7, oorspronkelijk i.h. bezit v.h. Kolon. Instituut.

Zie: v. Swinderen in Almanak derAkademie van Groningen (1823); Alg. Konsten Letterbode

1825; Hand. en Geschr. v.h. Ind. Gen. te 's Gravenh. V (1858) 66; Greshoff in Album derNatuur. 1903, 1 en 60.

Sirks

< >