NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Groot, johan hugo de

betekenis & definitie

GROOT (Johan Hugo de), Cornets de Groot ofJanus Grotius, geb. op Kraayenburg tusschen Delft en den Haag 8 Mrt. 1554, gest. te Delft 3 Mei 1640, zoon van Hugo Cornelisz.enElselinge van Heemskerck, is wellicht identiek met zijn naamgenoot, die 5 Febr. 1575 als stud. iur. en een der eersten werd ingeschreven aan de leidsche hoogeschool, waaraan zijn stiefbroeder Cornelis als hoogleeraar was verbonden; den graad van lib. art. mag. en mag. phil. verwierf hij echter te Douay. Jan. 1582 huwde hij te Delft Alida Borren van Overschie (geb. 22 Oct. 1561, gest. 8 Jan. 1643), dochter van Frans B. van O. en Adriana van Adrichem.Uitde opdracht aan hem van Simon Stevin's Arithmétique (Leyde 1585), voorafgegaan door lofdichten van de Gr. (anagram: Jagivs Tornus enDarie Togon) blijkt, dat hij was ‘heureusement parvenu a la cognoissance de plusieurs mystères,’ wat Stevin van veel hulp geweest was; bijna geen deel van de philosophie was er, waarin hij niet ervaren was ‘non pas selon le vulgaire, mais par solide intelligence des causes,’ daaronder niet alleen de wiskunde, maar ook de katoptriek, waarvan hij de theorema's van Alhazen, Witelo en Euclides door proeven toetste en de theorie der muziek; uit de ‘conclusion’ volgt, dat Stevin's Weegconst (Leyde 1586) proeven bevat volbracht ‘par l'assistance et continuelle diligence’ van de Gr. ‘lequel comme philosophe louable, aiouste volontiers a toute theorie sa pratique.’ Laatstgenoemde uitgave zelve wordt insgelijks voorafgegaan door een latijnsch en een grieksch gedicht van de Gr., ook op het toen weinig begrepen denkbeeld en verloren gegane werk van Stevin over het ‘lochtwicht’.

Ook Stevin's Waterwicht (Leyde 1586) bevat proeven in gemeenschap met de Gr. ‘vlietichste ondersoucker der naturens verborgentheden’ in ‘d'ervaringh teghen Aristoteles,’ als a.w. 66, die omtrent den vrijen en door hem even snel bevonden val van lichamen van verschillend gewicht (van der Haeghen, Bibl. belgica S. I, T. 23 (1880-90) in voce Stevin; Bierens de Haan, BouwstoffenXXV (Amst. 1884) 6). Niet minderwas de Gr. bevriend met zijn toenmaligen stadgenoot Ludolf van Ceulen, ten wiens behoeve hijArchimedes' KuxAoufjéTgqaig in het nederlandsch vertaalde en die omgekeerd zijne in 1586 gevondene sterke benadering van naan de Gr.'s oordeel onderwierp (Lud. van C., van den Circkel (Delft 1596) voorrede). Raad en schepen van Delft is hij geweest in 1589, burgemeester van 1591 tot 1595. In dit tijdvak citeert Adriaan Romanus (Ideae mathematicae (Antw. 1593) praef.) hem ook onder de goede mathematici van zijn tijd. Met diens ambtgenoot Lipsius (1578-91 hoogleeraar en in het begin de G.'s leermeester te Leiden) stond hij in correspondentie (zie diens Epp. cent.

III (Antw. 1605) 85 benevens Burman Syllogeepp. 1,222,342-43 (zie ook 151) en II, 63). In hetzelfde jaar 1594, dat van Ceulen eene betrekking aan de leidsche hoogeschool verwierf, werd de Gr. daarvan curator (‘nihil amplius habet’ zeide Scaliger volgens de Scaligerana (Lud. Bat. 1668) 131) en werd er 30 Nov. 1596 dr. iur. Onder zijn medecuratorschap werd van Ceulen in 1600 ook benoemd aan de ingenieursschool. Na zijn aftreden in 1617 werd de Gr. raadsheer van den graaf van Hohenlo. Zijn portret is opgenomen in de Ill. Holl. et Westfris. ord. almaAcad. Leid. (Lugd . Bat. l6l4) . Gedrukt van hem is nog briefwisseling met zijn zoon Hugo(H ugonis Grotii Epp. Amst. 1687); ms. brieven aan dezen en aan Gerard Tuning ter leidsche univ. bibl.

Gedichten aan hem gericht komen voor inJani Dousae Poemata (Lugd. Bat. 1609) 672; van hem inHugonis Grotii Poemata (Lugd. Bat. 1639); L. van Santen, Deliciae Poeticae (Lugd. Bat. 1783-85, maar vollediger in hs. bibl. univ. Leiden) en de Overgebleven rymstukken van en op J.H.W. en P. de Groot (Delft 1722). Uit zijn huwelijk sproten vijf kinderen o.a. Franciscus (geb. 4 Aug. 1586, gest. 1612), Adriana (geb. 22 Juli 1592, gest. 10 Dec. 1639, geh. 14 Febr. 1614 met Frederik van Losecaat (1583-19 Mei 1669), baljuw van Liesvelt, landdrost van de Alblasser- en Krimpenerwaard en commissaris van de monstering), voorts Willem en Hugo (kol. 523).

Zie voorts: Brandt, Leven van Hugo de Groot I (1727) 5, 7, 20 en II (Dordr. 1727) 272; J.P. Cornets de Groot, Levensschets van mr. Pieterde Groot('s Grav. 1847) 8-9; Vorsterman van Oyen, Hugo de Groot en zijn geslacht (Amst. 1883) 6-7; Elias, Vroedschap I, 78.

de Waard

< >