NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Glabbeek, sebastiaan of glabbeecq

betekenis & definitie

GLABBEEK (Sebastiaan) of Glabbeecq, geb. 1674 te Asperen, overl. 26 Aug. 1754 in den Haag. In 1690 trad hij in dienst als kanonnier; hij woonde den 8-jarigen oorlog bij; in 1691 werd hij tot bombardier, in 1694 tot onderluitenant bevorderd.

In 1702 werd hij 1e luitenant, in 1706 kapiteinluitenanten in Oct. 1707 kapitein, eigenaar eener compagnie. In 1722 werd hij tot majoor, 3 Sept. 1733 tot luitenant-kolonel, en 25 April 1735 tot kolonel en chef der artillerie benoemd. In dezen rang ontwierp hij met generaal Hertel een plan tot verdediging van Bergen-op-Zoom. Op 1 Jan. 1742 volgde zijn bevordering tot brigadier, in 1747 (17 Juli) die tot luitenant-generaal der artillerie, later tot die der infanterie. Hij was een zeer bekwaam en kundig artillerie-officier, doch minder krachtig in zijn optreden, zoodat hij zijn voorstellen tot verbetering niet met voldoende kracht wist door te zetten. Hij heeft een handschrift met teekeningen nagelaten getiteld: Kort onderwijs van de behandeling en verdeeling der hedendaeghse gebruyckelyke stukken Canons, met de affuyten van dien, Mortiers, Houwitsers en verder de gansche beschrijvinge van de Hollandse artillerie, alsmede het Ernst- en Lustvuurwerk etc. (D.v.O.) Hij werd op 1 Jan. 1752 eervol uit den dienst ontslagen, met behoud van traktement als luitenant-generaal der infanterie.

Zijn in 1752 door J. Fournier geschilderd portret is nog bij zijn nakomelingen. Zie: Kuypers, Gesch. der Nederl. artill. III, 107, 185 vlg . ; Bosscha, Neerl. Heldend. te Land II, 456; Timareten, Verzameling van Gedenkst, in Nederl. II, 218; v . Sypesteyn, Bijdr. tot de Gesch. v. de Ned. Artill. 36; E . W . Moes,

Iconographia Batava no. 2744.

Eysten

GOCH (Jacobus), de Goch, overl. 9 Jan. 1484, en begraven te Windesheim. Na ‘lector terciariorum’ van de school der fraters te Zwolle geweest te zijn, ging hij naar Windesheim, doch bleek tegen de daar geldende kloosterregelen niet bestand. Na de priesterwijding te hebben ontvangen, nam hij op raad van den prior van Windesheim de leiding der zusters te Ten Bosch op zich. Als hun confessor ontmoeten wij hem tot zijn dood. Sinds 1477 was hij nonnenpater in het klooster

0. L.V. van Nazareth in 't Gein. Tusschen 1448 en 1483 fungeerde hij als ‘publicus imperiali auctoritate et ordinaria admissione notarius’. De kroniek van het fraterhuis te Zwolle vermeldt, dat hij gewoon was alle acten daarvoor te maken, zelfs dikwijls gratis zijn diensten verleende. Of J acobus Goch, die 31 Oct. 1432 in de keulsche matrikels is geplaatst, dezelfde is, durf ik, bij het veelvuldig voorkomen van den naam, hetzij als familienaam, hetzij als plaats van herkomst aanduidend, niet beslissen. Ten onrechte vermeldt de kroniek van het klooster in 't Gein zijn sterfjaar als 1480.

Zie:Jac. Traiecti alias de Voecht Narratio, edSchoengen (Werken Hist. Gen. III, 13) 202-3 en register; ArchiefAartsb. UtrechtVI, 215-221; Keusse n, Matrikel der Univ. Köln I, 268, waar meerdere bronnen genoemd zijn.

Voor den geslachtsnaam van Goch ook Bibliotheca Reform. Neerl. van Cramer en Pijper VI, 10. van Kuyk

< >