NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Gesseler, jodocus van

betekenis & definitie

GESSELER (Jodocus van), geb. te Neuenhaus uit aanzienlijk bentheimsch geslacht, verwant aan de hoogleeraren Westenberg, wier moeder zijn zuster was, overl. te Harderwijk 5 Sept. 1688. Waarschijnlijk hebben op hem betrekking de inschrijvingen in het leidsche Album Studiosorum op 9 Juni 1665 van Jodocus aGesselaer

en op 28 Sept. 1666 van Jodocus Gesselaer, waarbij echter als leeftijd resp. 24 en 23 jaar wordt vermeld. In ieder geval werd hij op jeugdigen leeftijd hoogleeraar in de rechten aan het Arnoldinum te Burgsteinfurt, waar hij in 1678 als prorector fungeerde. In 1682 aanvaardde hij een professoraat te Harderwijk, was daar in 1683, 1684, en 1687 rector en overl. er het volgende jaar. Hij wordt geroemd als zeer bekwaam jurist en als leeraar, die door openbare disputen het rechtsgeleerde onderwijs te Harderwijk hooger opvoerde. Een zijner leerlingen was zijn neef Johan Ortwijn Westenberg.

Zijne vrouw was Maria Krull uit Zwolle. Verschillende zoons uit dit huwelijk promoveerden later te Harderwijk.

Zie: G . Heuermann, Gesch. des reform, grafl. Benth. Gymn. III. Arnoldinum zu Burgsteinfurt (1878) 128; Bouman, Geld. Hoogeschool I, 235.

van Kuyk

< >