NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Foreest, comelis van (3)

betekenis & definitie

FOREEST (Cornelis van) (3), heer van Schoorl, Groet en Kamp, geb. te Alkmaar 3 Febr. 1817 als zoon van Dirk (5) en Jacoba Elisabeth van der Palm (kol. 879), overl. te 's Gravenhage22 Mei 1875. Hij werd student te Leiden 11 Apr. 1834, aldaar geprom. 28 Juni 1838.

Hij was van Sept. 1850 tot April 1853 lid der Eerste Kamer en van Juni 1853 tot Sept. 1869 en van Sept. 1870 tot zijn overlijden lid van de Tweede Kamer; hij behoorde daar tot de ultraconservatieven. Op bl. 213 van het werk van Mr. Rengers worden de redevoeringen van van Foreest welsprekend en goed gestyleerd genoemd. Sedert 1862 was hij dijkgraaf van het hoogheemraadschap der Hondsbossche en duinen tot Petten. Hij gaf uit: Feestrede bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het depart. Alkmaar der Mij. Tot Nut van 'tAlgemeen, 9 Maart 1852.Hij huwde28 Nov. 1839metzijnnichtJohanna Elisabeth Loopuijt,geb. te Schiedam 9 Febr. 1816, dochter van PieterenCornelia Mathilda van der Palm, die hem een zoon schonk, Jhr. Mr. Pieter van Foreest, geb. 19 Dec. 1845. Zij stierf te Nassau aan de Lahn 10 Sept. 1877.

Zie over hem: van Welderen Rengers, SchetseenerParlementaire Geschiedenis van Nederlandsedert 1849, I, 156, 213, 239, 240; II 41, 144. Breukelman

< >