FLAMINIUS (Robertus), ofFlamen, Flamens, Flament, zelfs Vlamynck - waarschijnlijk echter wel ten onrechte - was afkomstig uit Yperen. Van daar ging hij naar Engeland, zeker wel in verband met de geloofsvervolgingen.
Reeds vóór 1564, want in dat jaar was hij ouderling der nederduitsche vluchtelingenkerk te Sandwich en als scheidsrechter betrokken in de twisten, die in de londensche kerk den kerkeraad en een deel van de gemeente verdeelden. Tijdens de verbetering der toestanden in het vaderland, die het jaar 1566 bracht, keerde hij naar Yperen terug en trad in Aug. daar in die stad zelf en in het nabijgelegen Brielle als dienaar des woords voor de gemeente op. 20 Sept. teekende hij, als eerste onderteekenaar, het accoord dat toen tusschen den graaf van Egmond en de ypersche gereformeerden werd gesloten over enkele rechten, die de laatstgenoemden zouden genieten. Na de komst van Alva in Vlaanderen niet meer veilig - Mei 1567 werd hij bij hallegebod ingedaagd - nam hij opnieuw de wijk naar Engeland. Eerst naar Norwich, later vermoedelijk vandaar weer naar zijn vroegere woonplaats Sandwich. Althans vandaar riep hem 18 Febr. 1574 de walchersche Classis - vermoedelijk wel op advies van mannen als Gelein Jansz. d'Hoorne en Jan van Miggrode - tot het rectoraat der latijnsche school te Middelburg. 17 Maart nam hij die benoeming aan; 21 Mei aanvaardde hij zijn
dienst. Vermoedelijk is hij kort na Sept. 1581 gestorven, want zijn salaris werd hem niet langer dan tot den ten van die maand uitbetaald. Het bedroeg 25 pond, waarvan door hem dan nog een ondermeester moest worden betaald. Van 1 Sept. 1575 tot in 1577 was hij ouderling, terwijl hij omstreeks die jaren korten tijd ook voorganger schijnt te zijn geweest, tenminste in de diensten waarin de Catechismus werd uitgelegd. Althans er wordt meegedeeld, dat tijdens een reis van Arnold Wiels (na 1 Dec. 1578 predikant te Baarland, tot hij in 1581 op zijn verzoek ontslagen werd) naar Vlaanderen, hij den kinderen des Zondags de vragen stelde.
Een brief van zijn hand, 26 Febr. -13 Mrt. 1579 geschreven aan Adr. Blyenburgh II bevindt zich in de koninklijke bibl., den Haag.
Zie: ArchiefZeeland VII (1894) 348 v.v.; H.Q. Janssen en van Dale, Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen II, 227, 241,279, 280, 281; F. Nagtglas, De algemeene kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente in Middelburg (Middelb. 1860) 111; A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken ('s Grav. 1908) 365. van Schelven