NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Dorp, dorothea van

betekenis & definitie

DORP (Dorothea van), geboorte- en sterfjaar onbekend. Zij was de dochter van Frederik van Dorp (1547-1612), gouverneur van Tholen, en diens eerste vrouw Anna Schets van Grobbendonck.

Daar haar oudere broeder Philips (gehuwd met Sarav. Baerle)in 1587 geboren is, en haar jongere broeder Arend (gehuwd met Ida v. Baerle) van ± 1599 is, moet haar geboortejaar tusschen 1587 en ± 1599 vallen. In 1660 leefde zij nog. Dicht bij de familie Huygens, met wie zij blijkens het bovenstaande in de verte verwant was, woonde zij te 's Gravenhage in 't Voorhout. Bij het jaar 1614 teekende Constantyn H., de dichter, in zijn dagboek in margine aan: ‘Dorotheae innotui’.

Over beider verhouding verkeert men in het onzekere. Vrij algemeen wordt aangenomen, hoewel zekere bewijzen ontbreken, dat Const. en Dorothea in stilte verloofd waren, dat er althans van liefde tusschen hen sprake is geweest, maar dat er tijdens zijn eerste reis naar Engeland een einde aan hun verhouding is gekomen. O.a. houdt men dan ‘Doris’ uit Huygens'

Doris oft Herder-clachte (1678) voor Dorothea van Dorp. Zeker weten we, dat er steeds tusschen hen een trouwe vriendschap is blijven bestaan. Na den dood zijner vrouw werd hij wel met Dorothea geplaagd, maar hij dacht er niet aan haar te trouwen. Tal van grootere en kleinere gedichten heeft H. op haar gemaakt of aan haar gewijd: de opdracht van De Dorpen (1624) was aan ‘joffr. Dorothea van Dorp’. In 1645 zond hij haar een exemplaar zijner Heylighe Dagen met een begeleidend gedicht, waaruit misschien is op te maken dat tegenspoed haar getroffen had.

Uit een mededeeling van Const. Huygens den zoon weten we, dat zij in 1660 nog bij de Huygensen aan huis kwam. Zij stierf ongehuwd. Misschien na Huygens, af te leiden uit het ontbreken van een grafschrift van zijn hand? Het best leert men Dorothea kennen uit haar brieven aan ‘Constanter’, pittige, vroolijke brieven, waarvan er 5 door Alb. Thijm (Dietsche Warande VI, 477-487) en één door Jorissen (Studiën I, Bijl. G.) zijn uitgegeven.

Ze zijn alle van 1624, het jaar van H.'s laatste verblijf in Engeland en geven een aardig denkbeeld van den lossen en vrijen spreektrant dier dagen. In 1892 werden door J.A. Worp (Dietsche Warande N.R.,

V (1892) 335-344, 451-460) 6 fransche brieven van Huygens aan Dorothea v.D., van 1620 tot 1627, uitgegeven, die echter geen antwoord zijn op die van D. aan H. Ook uit deze brieven spreekt weder zijn trouwe vriendschap voor haar, vooral toen ze blijkbaar gebukt ging onder laster, dien zij zich, misschien door eigen onvoorzichtig gedrag, op den hals gehaald had, al speelde H. hier voor ons gevoel eenigszins den zedenmeester tegenover haar.

Zie: Aanteekeningen van Constantyn Huygens Jr., door V. in Nederlandsche Spectator 1869, 113, 114; Dagboek van Constantyn Huygens, bijlage v. Oud-Holland III (1885), Bijl. I.; Th. Jorissen, Constantin HuygensI (1871) 171-176,187 noot en Bijl. G.; J.A. Alb.

Thijm, Constantin Huygens en de Familie van Dorp in Dietsche Warande VI (1867), 465-489; ald. VIII (1869) 481; ald. N.R.,

V (1892) 335-344, 451-460; H.J. Polak, Constantin Huygens in de Gids 1889, I, 513-521; Gedichtenvan Constantyn Huygens uitgeg. door J.A. Worp, passim; G. Kalff, Geschied, der Ned. Letterk. IV (1909) 363; J.te Winkel, De OntwikkelingsgangderNederl.

Letterk. II (1908) 62.

Ruys

< >