DOORENWEERD (Bartholomeus), geb. te Zwolle 28 Mei 1767, gest. te Kampen 25 Juli 1832. Na sedert 1780 in het kleine collegie van den H. Joannes ante portam latinam te Kevelaar, en sedert 1785 te Douay in het Seminarium Marianum de propaganda fide gestudeerd te hebben, werd hij 26 Oct. 1790 te Rheine aan de Ems tot priester gewijd. Zijn eerste standplaats als kapelaan was in zijn geboorteplaats in de Koestraat, in welke kerk de E.H. Petrus Vavé toenmaals pastoor was. Hij bekleedde die betrekking van 1790 tot 1796, toen hij als pastoor naar Emmeloord en Ens op het eiland Schokland werd gezonden. De twaalf jaren, die hij als herder onder deze eenvoudige eilandbewoners en visschers doorbracht, telde hij steeds onder de aangenaamste zijns levens, en de herinnering daaraan strekte hem tot een ware vreugde; het was in 1802, dat hij op dat eiland den vondeling Coridon, later zijn medehelper in het H. Dienstwerk, aannam. In 1808 als pastoor naar Kampen verplaatst, toonde hij zich ook hier weldra een trouw en oprecht herder. In 1810, toen de O.L.V. of buitenkerk aldaar aan den katholieken eeredienst teruggegeven en door de edelmoedigheid van koning Lodewijk hersteld was, predikte hij het eerst daarin, welke taak hem ook in een dergelijke kerk te Zwolle werd opgedragen; beide feestreden verschenen gezamenlijk in het licht, onder den titel van De plegtige bezitneming der beide herstelde kerken, aan de allerzaligste moedermaagd Maria toegewijd, de eene te Zwolle en de andere te Kampen, vereenigd in twee leerredenen (Deventer 1812). De ijver van Doorenweerd bepaalde zich niet enkel tot zijne gemeente, het was ook zijn streven om daarbuiten nut te stichten en aan de uitbreiding en opwekking des geloofs mede te werken. Verscheiden uit 's mans pen gevloeide geschriften, en meer nog zijne naamlooze opstellen in verschillende tijdschriften geplaatst (voornamelijk in de Kerkelijke bibliotheek voorR.C. in Nederland), zijne raadgevingen in, en medewerking aan verschillende letterkundige ondernemingen, wanneer deze de bevordering van godsdienst, wetenschap, deugd of goede zeden ten doel hadden, zijn daarvan de sprekendste bewijzen. De algemeene plechtige dankdienst voor de redding en het herstel van paus PiusVII gaf hem in 1814 aanleiding, om voor zijne gemeente een feestrede uit te spreken, die in het licht verscheen, onder den titel van De belofte van Jesus Christus aan zijne Kerk verheerlijkt in de wederkomst van Paus Pius VII te Rome (Deventer 1814), welke rede van zijn blakenden ijver voor de glorie van God en van zijne innige gehechtheid aan den H. Stoel getuigt. Om tegen zoovele de katholieke Kerk en hare gebruiken hoonende artikelen, in protestantsche tijdschriften verspreid, een tegengift te leveren, kwam Doorenweerd op het denkbeeld der uitgave van zijn De Katholyke, Letterkundig Tijdschrift voor godsdienst en wetenschappen, dat tot 3 deelen in zes banden, gr. 8o., is voortgezet, en daarop onder den naam van Minerva in andere handen is overgegaan. Ook de lieve jeugd werd door haren vriend Doorenweerd niet vergeten; voor haar schreef hij zijne Bijbelsche verhalen voorde Nederlandschejeugd(2 st. Amsterdam 1818), in de verte naar die van kanunnik C. Schmid gevolgd; Verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament, voor de jeugd (Sittard 1819). Om ook aan den katholieken Nederlander een uitmuntend godsdienstig huisboek te bezorgen, vertaalde hij uit het Duitsch het Handboek van de Christelijke Catholijke godsdienst, om zichzelven en anderen te onderwijzen, doorBernard Overberg, tweede druk, 2 dln. (Deventer 1828-1832), alsmede den Grooten en kleinen Catechismus var denzelfden schrijver, benevens diens Onderwijs en vermaning eens zielszorgers aan zijne gemeente, en zijne Zamenspraak over de mode. Van den kanunnik Eskes, te Rees, vertaalde hij Philaagje en Melaantje, een zeernuttig volksboekje; Hetgodvruchtig kind, ten dienste der hollandsche jeugd bewerkt, en Hulp in den nood, mede een gebedenboekje; van A.E. Jais, Leer- en Gebedenboek voorkinderen, hetwelk ook voor volwassenen dienen kan. Verder: Echt berigt wegens de zeldzame verschijnsels, welke plaats hebben bij mejufvrouw Anna Catharina Emmerich, koorzuster van het vernietigde klooster der Augustinessen te Dalmen. Voorts was hij de medeoprichter en ijverige medewerker van het tijdschrift de Christelijke Mentor. Nagelaten preeken zijn door de zorg van F.J. Hoppenbrouwers uitgegeven onder den titel van Korte Kerkredenen, naaraanleiding van Overberg's Handboek van de R.-C. Godsdienstleer, om zichzelven en een ander te onderwijzen ('s Hertogenbosch, 1833, 3 dln. in 8o.) De preeken van Doorenweerd zijn geen modellen van welsprekendheid, uitmuntend door schoonheid van stijl en aangrijpende pathetiek, maar goed verzorgde, duidelijke en degelijke leerredenen, die daarenboven getuigen van dien levenden godsdienstzin, die menschenkennis en menschenliefde, die zucht naar de zaligheid der zielen, welke hem in al zijn geschriften en handelingen geleidden. Genoemde eigenschappen spreken ook sterk uit zijn dagboek, in handschrift berustend in het Archief der R.-K. kerk te Kampen, getiteld: Dagboek mijner Verhandelingen te Kampen. Het bestaat uit 3 deelen en loopt van 1809-l832. De jaren 1819, 1820, 1822, 1823 en 1824 zijn stilzwijgend voorbijgegaan. Dit dagboek geeft behalve de kerkelijke geschiedenis van Kampen ook een blik op de ontluiking der kath. godsdienstige letterkunde, waartoe Doorenweerd geen gering aandeel heeft bijgedragen, alsmede op den politiekreligieuzen toestand van ons vaderland in die dagen.
Zie: De Godsdienstvriend, XXX, 129-135; de Feller, Geschiedk. Wdb. Suppl. I.
van Meegeren