CLERCQ (Mr. Gerrit de), geb. te Amst. 9 Nov. 1821, aldaar ongehuwd overl. 21 Oct. 1857, zoon van den volg. en van Carolina Charlotte Boissevain; bezocht inrichtingen van onderwijs te 's Gravenhage, later te Amsterdam en werd in April 1839 als juridisch student te Leiden ingeschreven. Opgevoed in een orthodox gezin, toonde hij in zijn jongere jaren veel belangstelling voor en instemming met de rechtzinnige leer, maar tot smart van den vader zou deze gezindheid weldra geheel veranderen, al verminderde de gehechtheid van zoon aan vader allerminst. Evenals deze toonde d.C. eenerzijds litterair gevoel (getuige b.v. zijn lied ‘Aan de Grieksche
Dichters’ in den Leidsche{n) Studentenalm. van 1840), anderzijds belangstelling in mercantiele aangelegenheden, blijkend o.a. uit zijne dissertatie: de Societate Mercatoria Neerlandica (Leiden 1843). Wars van tucht, bezocht de ‘wufte, levendige, wat veranderzieke jongeling’ zelden de colleges. In Nov. 1843 vestigde hij zich zoogenaamd als advocaat te Amsterdam.
Belangstellend ook in politieke en economische aangelegenheden, werkte hij van 1848-'50 mee aan de Vlissingsche Courant, was een tijd lang haagsch correspondent van de Indépendance Beige en sinds 1845 medewerker van de Gids, die in 1844 anoniem van hem opnam een critiek opKneppelhout's Studentenleven en in 1845, eveneens anoniem, Een voorstel totGrondwetsherziening, waarin voor rechtstreeksche verkiezingen werd gepleit, evenals later in de Gids van 1848. toen hij dienaangaande positie nam tegen de Bosch Kemper.
Twee zeer belangrijke en keurig-gestelde Gidsartikelen van hem, een van 1846 over Louis Blanc en diens sociale leer en een van 1848 over De Belgische omwenteling (waarin hij, metgroote eerlijkheid en objectiviteit, een beschouwing der jaren 1830 en 1831 gaf, frisch-afstekend tegen de eenzijdige opvatting der meeste Nederlanders uit dien tijd) werden in 1887 bij P.N. van Kampen en Zoon afzonderlijk uitgegeven met een levensbericht door d.C.'s vriend mr. J. Heemskerk Bz.
In 1848 werd hij refendaris bij het Departement van Financiën. Doord.C. bewerkt zijn de bekende Scheepvaartwetten van 1850, in verband waarmee moet gewezen worden op zijn uitgebreide brochure Hervorming der Engelsche scheepvaartwetten (Amst. 1850), (uitvoerig besproken door Mr. J.Heemskerk Bz.,in Gids 1850, I, 301 v.)
In 1851 werd hij secretaris van de Ned. Handelsmij., tot teleurstelling van zijn vrienden, die meenden, dat deze betrekking niet met zijn hoogen aanleg strookte. Hij bekleedde de betrekking tot aan zijn vroegtijdigen dood.
D.C. was een man van buitengewonen aanleg, vol oprechtheid en zonder zelfverheffing, uitmuntend stylist en scherpzinnig denker; hij had een stalen geheugen en een fijnen, min of meer franschen smaak.
Naast de reeds genoemde Gidsartikelen, noemen wij er nog twee: Franz Dingelstedt te Scheveningen (1847, II, 157 v.); De Nationaliteitsstrijd in Sleeswijk (1847, II, 233).
Zijn portret werd gegraveerd door J.H. Rennefeld.
Zie: Mr. G. de Clercq herdacht (dit zijn de twee genoemde Gidsstudies met het levensbericht door Heemskerk, dat in de Handel, der Mij. v. Letterk. 1858, 276 verscheen); Gerit de Clercq, door H.P.G. Quack, in de Gids van Dec. 1887 en later herdrukt in diens Beelden en Groepen, 238 v.; Alg. Konst- en Letterbode 1857, 44 (een necrologie door d.C.'s vriend Bakhuyzen van den Brink); Bakhuyzen van den Brink, Stud. III, 475; Fruin, Verspr. Geschriften IX, 447; D. Veegens, Hist. Studiën II, 272.
Gewin